Zwemmen

Zwemmen

Eind juni was het 50 jaar geleden dat openluchtzwembad ‘De Dôbe’ werd geopend. Bij de opening werd al duidelijk dat de eilander jeugd niet wachten kon om het in gebruik te nemen. Uit de Harlinger Courant van vrijdag 30 juni (de ‘polygoonstem moeten jullie er even bij denken): ‘Voor burgemeester Hoogland en zijn mede-bestuurderen (ja, dat stond er echt) van Terschelling, was het gisteren een hoogtijdag, nu het zo zeer gewenste zwembad kon worden geopend. Daar mocht wel

enige plechtigheid aan voorafgaan. De jeugd had daar minder belangstelling voor. Haar wenkte het frisse bad op deze warme zomermiddag. De jongelui stonden dan ook al spoedig voor de ingang samengedromd te zingen: één, twee, drie, vier, komt er nog wat van!’ Dat het zwembad er komen moest, was in 1965 al besloten, maar de opening in 1972 viel nog ruim binnen de gestelde termijn van realisatie. Uit een rapport van het Nederlands Researchinstituut voor Toerisme was gebleken dat

60% van de vakantiegangers op Terschelling een zwembad hoog op hun verlanglijstje hadden staan. Ik weet niet of er nog vaste gasten zijn die met weemoed terugdenken aan het zwembad op het eiland, maar het bleek uiteindelijk een van de beste jeugdherinneringen te worden voor de eilanders

van mijn generatie. En waarschijnlijk was de komst van de Dôbe ook een hoogtepunt voor onze ouders. De kinderen hoefden niet meer op Dellewal of ‘achter dam’ zwemmen te leren. Zwemles in

het zwembad was een stuk gemakkelijker, veiliger en eenmaal in het bezit van de vereiste diploma’s konden de kinderen, zeker die van West, gemakkelijk alleen naar het zwembad toe. Laat op de facebookgroep ‘Terschelling in Vroeger Tijden’ het woord ‘zwembad’ los en de reacties stromen binnen. Herinneringen aan lange dagen op de zonneweide. Aan de kantine en het snoep- en

ijsloket. Aan het afzwemmen, en het uitpellen van je natte kleren. Aan de zwemvierdaagse, met de demonstratie met het oude duikpak door duikteam Ecuador in de springkuil en de optredens van volksdansers, fanfare en Dixieland Band met baas Cees Kat achter het drumstel, de pannen met warme worst, de saté of gewoon een stukje pondkoek. Aan het ‘kuipje steken’ op de zonneweide aan het einde van de vakantie. Aan tafeltennistafels, schaak- en dambord en midgetgolf. Of gewoon aan verkleden in het ‘schapenhok’ waar elk jaar opnieuw niet alleen zwemmers, maar ook zwaluwen gebruik van maakten. Eén zwaluw maakte nog geen zomer, maar wel als die ene door de kleedhokken van het zwembad vloog. Ik was niet een van de kinderen die stond te trappelen van ongeduld bij de opening. Daar was ik met

mijn 6 jaar nog wat te jong voor. Eerst moest ik, zoals ook twee generaties na mij dat nog zouden doen, mijn zwemdiploma halen met behulp van badjuf Marian. Maar eenmaal klaar voor het diepe

werd het zwembad in de zomermaanden mijn nieuwe thuis. Begin april als het abonnement al in huis was, telde ik de dagen af tot de opening van half april. Ik kan me een jaar herinneren dat ik in een dun laagje sneeuw naar school fietste en diezelfde middag, op de eerste dag dat het bad weer open

was, in het water lag. Op de MAVO was ik dat meisje wat hoge cijfers haalde, behalve voor ‘Lichamelijke Oefening’. Tel

daarbij op dat ik een bril droeg, niet al te knap was en bovendien verlegen. Het recept om het tijdens schooluren niet zo fijn te hebben. Maar daarna gelukkig wel. Na schooltijd belandde de boekentas in een hoek en de zwemtas op de fiets. Snel omkleden, de handdoek met een zwiep over de balustrade

van het uitkijkgebouwtje van het zwembadpersoneel en plons! Als beloning na zoveel baantjes nog een kwartiertje van lage en hoge duikplank. Eenmaal thuis, snel het badpak uitspoelen en op de lijn hangen, in de hoop dat het op tijd droog was voor de volgende ronde, wat meestal niet lukte, omdat ik me een paar uur later alweer in het kleffe lycra wurmde. Twee, soms zelfs drie keer per dag lag ik in het water. Ik was niet degene die het licht uitdeed, maar wel vaak degene die aan het einde van de

dag even meehielp om de ‘dekens’ tegen warmteverlies over het bad te trekken. Hoewel de zomers eindeloos leken te duren, was er dan toch altijd die dag, eind september, dat het

gedaan was met de pret. Het was de tijd dat (sta)caravans nog niet mochten blijven staan op de campings, omdat het nu de bladeren van de bomen waren het landschap zou ontsieren. Na de sluiting van het bad in september werden dan ook een eindeloze reeks caravans, achter trekkers aan, naar het zwembadterrein gebracht, waar ze de winterstalling in gingen. Stonden de zwaluwen symbool voor de zomer, de caravans stonden dat voor de winter.

Er komt een punt dat alles veranderd. Voor mij was dat van de MAVO naar de school in Leeuwarden en werken in de vakanties. Het zwembad raakte op de achtergrond. Aan de vaste wal werden overdekte zwembaden normaal en schoten de ‘subtropische zwemparadijzen’ als paddenstoelen uit de grond. Eilandbezoeker en eilanders verlangden naar een zwembad waar je het hele jaar door zwemmen kon. Het aantal bezoekers van de Dôbe liep terug en in september 1986 sloot het openluchtzwembad definitief de hekken. Ruim een jaar later is de feestelijke opening van de vernieuwde, overdekte Dôbe. Er kan sindsdien het hele jaar door gezwommen worden. Dat is fijn, mensen blijven zo in beweging en kinderen hoeven niet te wachten voor ze op zwemles kunnen. Zwemmen in de open lucht blijft een mogelijkheid. In Lies is achter de dijk net een nieuwe zwemtrap gerealiseerd, op West wordt weer druk ‘achter dam’ gezwommen en ook het duinmeertje van Hee is een favoriete zwemplek, zelfs in de winter. Het overdekte bad heb ik zeker nog een paar keer geprobeerd, maar ik kon er niet aan wennen. Ik miste teveel het gevoel van mijn jeugd, van vrijheid, van vakantie en van die lange, mooie zomers. Dat gevoel wat ik nog altijd krijg als ik zwaluwen zie…

Tekst: Nienke Meijvogel-Blom

Met dank aan Henry Drost

Foto: Paul Geurts. Demonstratie Duikteam Ecuador tijdens zwemvierdaag