Welterusten!

Welterusten!

‘Is dat nog een echte bedstee daar achter u?’ Het is een van de meest gestelde vragen tijdens mijn baliediensten in het Behouden Huys. Ik leg dan uit dat de deurtjes en de betimmering inderdaad van een bedstee zijn die oorspronkelijk in een Terschellinger boerderij zat. Het houtwerk is mooi bewaard gebleven en op maat gemaakt om als kastruimte achter de balie te dienen. Het roept bij veel bezoekers herinneringen op aan het huis van hun ouders of grootouders.
Ook ik heb herinneringen aan de bedstee, al denk ik bij een bedstee meer aan puzzelen dan aan slapen. Als klein meisje ging ik op zondagochtend altijd met mijn vader naar mijn oudoom Ome Jo, die in een eenvoudig huisje in de Zeevaartschoolstraat woonde. In de kleine woonkamer zat een wand met twee bedstedes. Hij sliep er niet meer, maar gebruikte de bedstedes als opbergruimte. Er boven hing een wandklok, met een glazen deurtje ervoor. Onderin de kast van de klok stond een wekker. De klok had het al jaren geleden begeven, maar ome Jo weigerde een andere kant op te kijken om de tijd te zien. In de rechter bedstee bewaarde hij zijn legpuzzels. Ik zie nog voor me hoe hij elke zondag naar de kast slofte, de houten plaat met puzzel eruit haalde, op tafel legde en liet zien hoever hij was. ‘D’r benne stukjes weg’, mopperde hij steevast. Er waren nooit stukjes weg, maar mopperen was zijn tweede hobby. Het puzzel-gen heb ik waarschijnlijk van die kant van de familie geërfd en ook ik verzucht geregeld dat er ‘stukjes weg benne’.

In het Behouden Huys hebben we behalve de oude bedsteebetimmering achter de balie ook nog een originele bedstee in een van de stijlkamers. Deze zit er vanaf de bouw van het pand, in 1668 in. Er heeft uiteraard sinds het museum in het pand huist nooit meer iemand in gelegen, maar daar gaat verandering in komen. Kinderen mogen als we weer open gaan ervaren hoe het was om in een bedstee te liggen. Dat wordt ouderwets proefliggen en modern selfies maken.

Wat onmiddellijk opvalt aan een oude bedstee is de grootte. Of eigenlijk meer de krapte. Niet alleen waren mensen vroeger veel kleiner, ook sliep men vroeger zoals we tegenwoordig op de bank hangen; met het hoofd rechtop. Men was bang dat al het bloed naar het hoofd stroomde als je ging liggen en dat je daardoor zou kunnen overlijden.
Oudere kinderen moesten vaak met z’n allen in een bedstee, de ouders deelden hem met de jongste kinderen. Als je erover nadenkt is het een wonder dat zulke grote gezinnen ondanks het gebrek aan privacy nog groeien konden. Sommige bedstedes waren voorzien van een lade en in die lade lag vaak nog een baby of peuter; het ‘ondergeschoven kind’. Baby’s sliepen in een krib die aan het voeteneind aan de wand was bevestigd. In de bedstee hing vaak een koord met een kwast eraan die je kon gebruiken om je omhoog te hijsen. De voorloper van de huidige ‘papegaai’. De onderkant van deze ‘beddekwast’ werd ook wel ‘troetel’ genoemd. Als de baby onrustig was werd de troetel bij het kind in de krib gelegd als speeltje. Hier komt dan ook de term ‘troetelkind’ vandaan.

Het spreekt voor zich dat de bedstedes van rijke mensen een stuk luxer waren dan die van de armen. Was het hout van de bedstee bij de rijken vaak mooi bewerkt en geschilderd, bij de armen was het niet meer dan een slaaphut gemaakt van ruwe planken, al of niet met een gordijn of deurtjes ervoor. Een zak met wat stro erin diende als matras.
In boederderijen was de bedstee vaak zo dicht mogelijk bij de stal, omdat de plek naast de dampende dierenlijven de warmste plek in huis was. Dampend kunnen we in dit geval op twee manieren opvatten. De mestgeur zal in ieder geval de geur van de overvolle bedstedes hebben overtroffen. Misschien iets om aan te denken als we komende zondag als de zomertijd ingaat weer een uurtje vroeger ons frisse, super-de-luxe bed met warm donsdek verlaten moeten. Hopelijk wordt het een mooie lentedag en kunnen we erop uit. Maar mocht de zon niet tevoorschijn komen dan kan ik altijd nog een legpuzzel maken…

Tekst; Nienke Meijvogel-Blom