Warm!

Warm!

Op het moment dat ik dit schrijf is de opgang naar snikheet weer begonnen. Ik ben er beslist geen
liefhebber van. Als peuter ben ik een keer oververhit uit mijn bedje gehaald tijdens een logeerpartij
aan de vaste wal. Misschien is dat de oorzaak wel dat het nooit meer goed gekomen is tussen de
zomer en mij. Regen en kou, daar kan je je tegen kleden, maar warmte niet. Nou ja, tegenwoordig
kunnen we nog een heel eind gaan tot het onfatsoenlijk wordt, maar hoe was dat dan vroeger? De
temperaturen die we dinsdag kunnen verwachten werden vroeger niet of zelden gehaald, maar dan
nog…

Tegenwoordig trekken we een hemdje aan, een korte broer of een jurkje en een paar slippertjes.
Zouden onze voorouders een blik kunnen hebben werpen in de toekomst dan zouden ze of jaloers
zijn geweest, of geschokt, maar ze hadden in ieder geval hun ogen niet geloofd. Denk je maar eens in
hoe dat was in de tijd dat iedereen nog in klederdracht liep. Kijken we nu even op een weer-app om
te zien wat we verwachten kunnen, in die tijd stond je op, kwam je buiten en voelde je vanzelf wat
voor weer het was. Hoewel, men maakte ook meer dan nu onderdeel uit van de natuur, dus er zullen
wel mensen zijn geweest die aan de hand van wolkenluchten, gedrag van dieren en misschien
gewoon uit instinct geweten hebben wat voor weer eraan kwam, maar lange termijnplanning was
het zeker niet. Het maakte ook niet zoveel uit, de klederdracht was altijd gelijk. De mannen konden
zich in de zomer nog wat luchtiger kleden, met de hemdsmouwen opgestroopt, maar de vrouwen
zeker niet.

Je moet er nu niet aan denken. Opstaan met het weer van nu, als vrouw in die tijd. Eerst de (lange)
onderbroek en het korset, daarover een hemd, dan de onderrok, de zwarte, wollen rok, het jak,
schort, wollen kousen, het haar netjes onder het mutsje en dan, bij gelegenheden buitenshuis de kap
er nog bij op. En dan aan het werk! Denk je even in dat je zo dik aangekleed het zware werk moest
doen van vroeger. Niet alleen buitenshuis: melken, helpen het land bewerken en wat er zoal nog
meer gebeuren moest, maar ook het huis schoonhouden, zorgen dat er eten op tafel kwam, naai- en
verstelwerk en met de hand boven dampende ketels staan om de was te doen. Geen wasmachine en
droger of een kast vol kleding zodat je het nog even uitstellen kon. Niet ‘we halen vanavond wel even
wat’, of een maaltijdsalade. Nee hoor, om 12 uur moest het warm eten gewoon op tafel staan.
Airco, ventilatoren, zonneschermen, alles om het in huis wat koeler en aangenamer te maken was er
nog niet. Aan de andere kant, glas was duur, dus de huizen hadden kleine ramen, waardoor niet veel
zonlicht binnenkwam, dat scheelde nog wat. Maar denk als je ’s nachts in je bed ligt, met de ramen
tegen elkaar open, misschien de kamer voorgekoeld door een airco, terwijl je nog de slaap niet kan
vatten door de warmte, maar eens aan de gezinnen van toen. Gezellig met z’n allen in de bedstee,
zonder ventilatie. Niet alleen de warmte, maar ook de geur moet niet te doen zijn geweest.

Mijn ouders leefden dan wel al in de tijd van de luchtige kleding, op dinsdagavonden in de zomer
trokken ze de klederdracht aan, voor de wekelijkse volksdansdemonstratie. Terwijl mijn vader met de
andere mannen de vloer legde achter het natuurmuseum, hees mijn moeder zich met gepaste
tegenzin in rok en jak. In de warme wolletjes van weleer wervelden ze over de dansvloer, onder
toeziend oog van luchtig geklede toeristen. Wat een opluchting als het daagse tenue weer aan kon.
Ik vraag me af hoe ze het uithielden vroeger. Zonder ‘luchtigheid’ en zonder hulp van de moderne
techniek. Maar misschien ligt in het laatste wel het antwoord. Er kan tegenwoordig meer, dus willen
we ook meer. Vroeger had men het druk, nu maken we ons druk. De techniek neemt ons veel werk
uit handen. In plaats daarvan zijn we meer in ons hoofd bezig. En je hoofd koel houden? Dat is het
belangrijkste om niet oververhit te raken. En dat hadden ze vroeger goed begrepen!

Foto: Cor Swart

Tekst: Nienke Meijvogel Blom