Verhalen van ’t Huys: Interview met Elske van Rees.

Elske

Het is de middag van de marathon; de ‘Berenloop’ en hoewel we een prachtige ijsbeer in de museumtuin hebben staan, kunnen we er rekening mee houden dat er vanmiddag niet veel bezoekers komen. Een mooi moment om Elske van Rees, de nieuwste vaste medewerkster van ’t Behouden Huys, wat vragen te stellen. We moeten er beiden om lachen: ‘Eigenlijk hoef je mij helemaal niet te interviewen, je weet alles al van me’, zegt ze. Zoals ik al eerder opmerkte, in de belangstelling staan is zeker niet de hobby van de museummedewerkers, eigenlijk blijven ze liever achter de schermen, de plek waar ze ook het meeste werk doen.
Het is waar dat ik Elske niet eens veel hoef te vragen. Volgens eilander begrippen (‘Fan wa-en-da bisto er ien?’) is ze Elske van Hein van Cees en Trijn en die laatste twee waren ook mijn oma en opa. We zijn nichtjes van elkaar, groeiden op in dezelfde familie, kennen dezelfde verhalen en hebben deels dezelfde herinneringen, al schelen we 11 jaar. Bovendien is het niet de eerste keer dat we samenwerken.

Elske werkt sinds een paar maanden als vaste medewerker in ’t Behouden Huys, maar daarvoor werkte ze er al zo’n anderhalf jaar als ZZP-er. In eerste instantie deed ze dat als ‘klusser’, o.a. bij het opbouwen van de tentoonstelling ‘Wonderlijke Waarheden.’ Later kwam daar ook archief- en baliewerk bij en als vaste medewerker is ze de planner en de contactpersoon voor de educatieprojecten.

Wat deed je na de MAVO voor opleiding?
‘Ik deed MBO-Groen, niet echt iets waarbij je verwacht dat je later in een museum gaat werken, al was kunstgeschiedenis wel een van de vakken die we kregen. En we kregen kleurenleer en etaleren, wat ook iets is wat je in het museum nog gebruiken kan.’

Ik denk niet dat er iemand op het eiland is die nog nooit door jou geholpen is in een winkel of bij je andere werkzaamheden.
‘Nee, nou je het zegt, die kans is best klein.’
Even in het kort, wat heb je zoal gedaan na je opleiding en wat doe je nu nog, behalve het werk in het museum?
‘Ik heb bij verschillende bloemisten gewerkt (bij een daarvan waren we eerder collega’s) en vanaf 2004 heb ik een eigen bloemenzaak gehad, eerst in de Boomstraat en later in de Reedekerstraat. In 2018 ben ik gestopt en als ZZP-er gaan werken.’

Eilanders hebben vaak meerdere banen tegelijk, dat gaat bij Elske zeker op. Ze bleef tot begin dit jaar werkzaam in het groen, maar dan buiten, als medewerker bij ‘De Tuinvrouw’. Daarnaast werkte ze regelmatig bij een bloemist in Kollum en verzorgde ze af en toe bloemwerk in opdracht. Bovendien werkt ze nog steeds af en toe bij biologische supermarkt ‘De Bionier’. Op het ogenblik valt ze ook nog regelmatig in bij bloemist ‘Lobelia’ in Midsland en werkt ze sinds kort ook nog twee deuren verder, bij cadeau- en huisdecoratiewinkel ‘Buitenleven’. Dat zijn zelfs voor eilander begrippen wel heel veel baantjes tegelijk en mensen kijken dan ook vaak vreemd op als ze haar op één dag in verschillende winkels als verkoopster aantreffen. ‘Vliegende kiep’ is zeker op haar van toepassing.

Hoe heb jij je jeugd op Terschelling ervaren? Is er ook iets dat je zegt :’Dat is nou typisch voor het opgroeien op het eiland?’
‘Wat me het meest bijstaat is de vrijheid die we hadden. We zwierven altijd op straat rond en gingen op stap en je kon gewoon laat thuiskomen zonder dat daar moeilijk over gedaan werd. En als kind altijd buiten spelen, fietsen, naar het strand… Ha,ha, ja, dat deden wij wel!’ (Dit naar aanleiding van mijn column ‘Naar Strand’, waarin ik stelde dat echte eilanders zelden in de zomer naar het strand gaan.)
‘Ja, maar jouw moeder komt hier natuurlijk niet vandaan, dat scheelt.’
‘Nee, dat klopt en eigenlijk vonden mijn vader en ik het altijd wel een heel gedoe, met zo’n windscherm en van alles en nog wat naar het strand toe.’
‘Nou, zie je wel? Toch die eilander instelling hé? Maar daar denk ik ook aan als ik aan mijn jeugd denk. Dat je als kind gewoon alleen naar je vriendinnetjes kon lopen, of een boodschap kon doen of naar de bibliotheek. Of naar het zwembad..’
‘Ja! Het openluchtbad! Daar heb ik echt de mooiste jeugdherinneringen aan. Daar waren we de hele zomer. Geweldig was dat!’

‘Iets wat ik aan alle medewerkers vraag, wat is je favoriete ruimte hier in het museum?’
‘Oh, zonder twijfel het depot!.. Maar eh…dat zei Alette in haar interview ook al.’
‘Dat geeft toch niets? Dat is toch ook een soort schatkamer?’
‘Ja, al die oude spullen daar… Van sommige weet je niet eens wat het is. Als ik daar rondloop komen er zoveel vragen in me op. Ik word daar heel nieuwsgierig van, dat maakt het zo mooi. Dat heb ik in de bibliothek hier ook wel, maar het depot is toch het mooist.’

‘En wat is je favoriete voorwerp in het museum?’
‘Oh, wat een moeilijke vraag, bedenk dat maar eens even… Maar oh ja, ik weet het al… De bommen!’
Elske vertelt enthousiast het verhaal van de ‘bommen’. Zo enthousiast dat ik me twee dingen bedenk: Ook zij heeft het verhalen vertellen van onze opa geërfd én het verhaal is zo leuk dat ik besluit hier binnenkort een apart stukje aan te gaan wijden.

‘Je had in ieder geval nooit kunnen bedenken dat je met je opleiding MBO-Groen uiteindelijk in het museum zou belanden en nog eens poppenkastspeler zou worden.’ (Tijdens het laatste bezoek van de basisschoolleerlingen aan het museum maakte Elske samen met conservator Richard van der Veen een poppenkastvoorstelling waarbij zogezegd ‘het dak eraf ging’.)
‘Nee, dat is eigenlijk helemaal niks voor mij. Volkomen buiten mijn comfortzone, Ik ben een keer als tuinvrouw ‘Mystery Guest’ geweest in ‘De Stilen’. Toen zei ik nog tegen mijn collega dat ze me eraan herinneren moest dat als ik ooit weer gevraagd zou worden voor zoiets, ik beslist ‘nee’ moest zeggen. En een paar maanden later zat ik in de poppenkast. En ik vond het hartstikke leuk.

Op dat moment komt een eilander vader die samen met zijn zoontje door het museum is geweest de balieruimte weer in. Het jongetje had aan zijn vader gevraagd of hij met hem naar het museum wou, omdat hij het er tijdens het bezoek met zijn klas zo leuk had gevonden. Op onze vraag of hij het weer zo leuk vond, verstopt hij zich verlegen achter zijn vader. Hij durft niets te zeggen, maar is duidelijk wat verdrietig, ondanks alle mooie, spannende verhalen die ze gezien hebben. ‘Hij vond het leuk hoor,’ zegt zijn vader, ‘hij miste alleen één ding… de poppenkast!’ Een beter compliment kan je niet krijgen.

Toen Elske haar eerste werkdag in het museum had, vond ze dat best eng. ‘Ik weet helemaal niet of het wel wat voor mij is’, zei ze van te voren. Ik vertelde haar dat ze zich absoluut geen zorgen hoefde te maken en dat ze ‘in een warm bad’ zou komen. Na één dag was ze het daar al helemaal mee eens en bleek ze helemaal op haar plek te zijn. Logisch ook, haar leven is net als het museum: Nooit hetzelfde en altijd verrassend.

Tekst; Nienke Meijvogel-Blom