Van Postzegel tot Glasvezel, Deel 3 Postkantoor, telegraaf en telefoon

foto postkantoor

Provincie Friesland doet momenteel onderzoek naar Friese streektalen, via een enquete. Behalve de officiële Friese taal, worden er in de provincie ook nog diverse dialecten gesproken. Elke streek ontwikkelde zijn eigen taal. Op Terschelling is dat zeker duidelijk te zien. Een eilandje met een bebouwing van 13 kilometer lengte, waarop drie verschillende dialecten gesproken worden. 

Als ik het vertel aan bezoekers in het museum zijn ze  vaak stomverbaasd. Maar zo gek is het niet. We hebben op het eiland het Westers, het Meslânzers en het Aasters. 

Het wad is altijd in beweging en door de kracht van de zee kwam het eiland rond 1200 steeds meer geïsoleerd te liggen. Het is logisch dat ook de taal zich vanaf dat moment anders ontwikkelde dan de taal van het Friese vaste land. Toen Terschelling in 1502 onder Hollands bestuur viel en dat bestuur zich vestigde in Midsland, kreeg de taal daar steeds meer Hollandse invloeden. 

De mensen op West en op het Oosten van het eiland bleven aan hun Friese taal vasthouden, maar omdat de twee gemeenschappen ver uit elkaar lagen en er zodoende weinig communicatie tussen beiden was ontwikkelden beide dialecten zich anders. Het is nu niet meer te geloven, maar toen was het normaal dat mensen van de oostkant van het eiland hun leven lang niet aan de westkant kwamen en andersom. Niet alleen het Fries is bij de eilander dialecten van grote invloed geweest, ook de scheepvaart had met zoveel zeevaarders op Terschelling zijn weerslag op de talen. Zo zijn er woorden terug te vinden uit het Engels, Duits, maar ook de Scandinavische talen. 

De provincie doet nu onderzoek naar alle streektalen in Friesland. Ze willen weten in hoeverre de dialecten nog gesproken worden, of er behoefte is het spreken ervan te bevorderen en zo ja, op welke wijze dit dan uitgevoerd zou kunnen worden. Het is zonde als deze talen zouden verdwijnen. Ook op Terschelling zijn er niet veel mensen meer die het kunnen spreken. Mijn grootouders spraken tegen elkaar altijd in het Westers dialect, maar zodra ze tegen hun kinderen of kleinkinderen spraken gingen ze onmiddellijk over in het Nederlands, om te voorkomen dat ze een taalachterstand zouden krijgen. Goed bedoeld natuurlijk, maar het is jammer dat daardoor het aantal mensen dat de taal kan spreken zo achteruit gegaan is. Ik kan de dialecten prima verstaan en lezen, maar spreken niet. Met de kennis van nu weten we dat kinderen ook prima tweetalig op kunnen groeien, maar helaas was dat vroeger nog niet bekend. 

Kinderen pakken heel gemakkelijk een taal op, het gaat spelenderwijs. Bij volwassenen gaat dat een stuk moeilijker, maar uit onderzoek is gebleken dat een andere taal leren op oudere leeftijd wel heel goed is om de hersenen scherp te houden. 

Het is ook niet nodig om een vreemde taal perfect te beheersen. Maar een woordje mee kunnen spreken en begrijpen is zeker als het de taal van je woonplaats is (of je favoriete vakantiebestemming) ook al heel leuk. Laagdrempelig beginnen, dat is mogelijk met behulp van onze jeugdheld Paulus de Boskabouter en zijn vrienden. Het kalende kaboutertje wat eilandbewoner Jean Dulieu destijds bedacht tijdens wandelingen in de Terschellinger bossen. 

Het boekje Paulus de Boskabouter  ‘Et Ynstroeperke’ is met luisterboek op CD, voor € 14.90 te koop in ’t Behouden Huys. Paulus spreekt hierin, net als de meeste van zijn vrienden het Aasters, Salomo spreekt het Westers en Oehoeboeroe, de deftige uil, het meer Hollandse Meslânzers. 

Wat eilander dialect leren is dus heel gemakkelijk. Zeker de herfst is er geschikt voor. Eerst even wat Paulussfeer opdoen in het bos en na de wandeling lekker in de luie stoel lezen of luisteren. Kopje eikeltjeskoffie erbij. Maar warme chocomel mag natuurlijk ook…

Tekst: Nienke Meijvogel-Blom

Illustratie: Jean Dulieu