Uitwaaien

Uitwaaien

Afgelopen week besteedde de Washington Post aandacht aan het puur Nederlandse begrip 'uitwaaien’. Eerst dacht men daar nog even dat het om een Noorse gewoonte ging, maar nadat men op de vingers werd getikt door Nederlandse lezers werd dit snel gecorrigeerd. Was eerst het Deense 'hygge', wat eigenlijk ook weinig anders is dan Nederlandse 'gezelligheid', nog een hype en ook het Nederlandse 'niksen’ was al populair, maar nu mag hygge en niksen pas als je eerst uitgewaaid hebt.

Er wordt ook nog een beknopte uitwaai-gebruiksaanwijzing bijgegeven, al wordt er ook bij gezegd dat iedereen waarschijnlijk wel eens uitgewaaid heeft, maar zich daar op dat moment niet van bewust was. In ieder geval is het wandelen in de wind om je hoofd leeg te maken opeens populair daar.

Het uitwaaien heeft Terschelling in ieder geval geen windeieren gelegd. Hoeveel mensen komen er niet even een weekendje naar het eiland om even uit te waaien? Wandelschoenen en regenkleding mee en gaan. Met een vol hoofd het eiland op en met een opgeruimde harde schijf weer terug naar huis. Onze bezoekers vinden al snel dat het hard waait. De wind is hier altijd wel aanwezig en meestal net iets harder dan op het vaste land. We kunnen bijna een uitwaaigarantie geven.

Bij onze bezoekers wordt het hoofd leger naarmate de wind toeneemt, maar bij de eilanders is dat merkwaardig genoeg andersom. Bij de eerste stormwaarschuwing schiet er al van alles door het hoofd en als de storm daadwerkelijk begint, loopt het hoofd bijna over van de vragen. Hoe hard gaat het waaien en uit welke richting? Hoe is het tij? Is het volle maan? Springtij? Hoe hoog gaat het water komen? Loopt het havenplein onder? Kan de boot nog aan- en afmeren? Gaan er 'piepers'; moeten redders en bergers naar buiten?

En dan de allerbelangrijkste vraag... Gaat er nog iets overboord bij de schepen boven het eiland? Want na de containerramp met de M.S. Zoë hebben we weliswaar geleerd dat het beslist niet altijd feest is, toch gaat het juttersbloed minstens zo hard kolken als de Noordzee.

Gaan onze gasten in de wind voornamelijk op zoek naar rust en proberen ze zichzelf of elkaar terug te vinden, de eilander gaat niet voor geestelijke bagage of een leeg 'bagagerek', maar voor een volle aanhanger. Hout, overhemden, schoenen, bananen, stoelen, manden of speelgoed, het maakt niet uit. In vroeger tijden waren het zelfs eens kalkoenen die aanspoelden. Geen vogelgriepslachtoffers, maar bevroren kerstdiners.

De storm die dan buiten woedt, woedt net zo hard in de eilander hoofden. Het briesje wordt al sterker bij de stormwaarschuwingen en zwelt aan tot een flinke storm op het moment dat het bericht doorkomt dat er containers van een schip afgeslagen zijn. Bij de eerste meldingen dat er 'van alles op het strand is’, is de storm uitgegroeid tot een orkaan.

Het is een van de charmes van het eiland. En of er nou spullen van waarde op het strand liggen, of dat er rotzooi opgeruimd moet worden, het zorgt voor saamhorigheid. Omdat we allemaal zout water in onze aderen hebben en storm in ons hoofd. Niet-eilanders zullen het veelal hoofdschuddend bekijken. Net zo hoofdschuddend als wij doen als gasten zeggen dat het stormt, terwijl wij vinden dat het wel meevalt en het voor ons gevoel een briesje is.

Aan de andere kant hebben we dan wel weer flink wat uitdrukkingen voor stormachtig weer. Zoals in het Aasters: ‘De hieren waaie jim fon ‘e kop’, ‘de kiezen waaie jim út’e bek’, of ‘et waait dot et reekt.’ Zelf schoot me een uitdrukking te binnen die bij ons thuis op West werd gebruikt. Geen idee waar hij vandaan kwam, want hij is niet algemeen bekend: ‘Wat un wyn, wat een wyn, schythuusdeksel koom ús tsjin op’e millem.’ (Vrij vertaald: Wat een wind, wat een wind, het deksel van de ‘pot’ kwam ons tegen op de deel.) Overigens sloeg deze uitdrukking op de wind die om het ‘huuske’ joeg, niet die erin…

Tekst: Nienke Meijvogel-Blom

Foto: Jacoba De Graaf Meuldijk