Troost

vuurtoren in de nacht

In oktober ben ik er even tussenuit geweest. Bijna twee weken vakantie. Die vakantie was heerlijk, maar de eerste dagen voelden vreemd. 17 Oktober werd Kunst in de Kerk geopend, waar ook een tekstdoek van mij hing. Omdat alle exposanten een dag aanwezig zouden zijn als suppoost, was ik op de openingsdag ingepland, zodat ik nog één dag had om in te pakken en de 19e op vakantie kon. Een kunstwerk maken, al is dat tekstwerk, is voor mij compleet buiten mijn comfortzone en zien hoe mensen jouw tekst lezen is echt vreemd. De lezers die ik sprak, voelden zich erdoor geraakt en dat terwijl ik het geschreven had als persoonlijke ode aan mijn opa. Het thema was ‘geraakt door het licht’, maar in dit geval was het ‘geraakt door het gedicht.’ Wat ook vreemd voelde was het doek, met daarop de tekst en een foto van mijn opa, achterlaten in de kerk, terwijl ik zelf van het eiland af ging. Maar ik hoopte dat het meer mensen zou raken en dat mensen in deze toch best moeilijke tijden er misschien wat troost in zouden kunnen vinden.

We waren twee dagen weg toen dat verschrikkelijke ongeluk in het Schuitengat gebeurde, waarbij vier mensen, waaronder een jongen van 12, om het leven kwamen. Een ramp die alle eilanders deed beseffen dat hoe ver we ook zijn met techniek en veiligheid, de zee het nog altijd kan winnen. Twee slachtoffers konden gelijk geborgen worden, de derde pas dagen later en die jongen is nog steeds niet gevonden. Zo onvoorstelbaar triest. 

Wij waren weg, maar ik kon me de stemming op het eiland helemaal voorstellen. Eilanders krijg je niet zo snel stil, maar wel op zo’n moment. Ook als de slachtoffers geen Terschellingers zijn. We zijn geen mensen die elkaar huilend in de armen vallen of stille tochten organiseren. We laten het allemaal niet zo blijken, maar ons hoofd zit er vol mee. Verdriet hou je binnenshuis, maar hulp waar dat kan, wordt gelijk geboden. Want men wil wat doen. ‘Wat doen’, is ook een manier van verwerken. Ruwe bolsters met blanke pitten. Hoe vaak werd deze dagen Cor Bruijn niet geciteerd? ‘De zee die neemt en de zee die geeft..’ En ik zag in gedachte Sil de Strandjutter voor me, die met een verbeten kop, zijn verdriet uitte in boosheid. De sfeer op het eiland na een dergelijk drama is beslist anders. Alsof het eiland zijn adem in houdt om een sprankje hoop vast te houden. 

Ik moest aan dit alles denken, terwijl ik aan de vaste wal zat. En ik moest denken aan die tekst, die op dat moment in de kerk hing. De metafoor die mijn opa mij gaf. En ik hoopte oprecht dat er mensen waren die er op dat moment troost in zouden vinden en lichtpuntjes zouden zien. Of in dit geval misschien lichtbundels. Niet verdwalen maar thuiskomen. Maar dat laatste, thuiskomen, hoop ik nog het meest voor die jongen van 12…

 

Torenlicht

 

Meisje als je ooit de weg kwijt bent,

op het eiland kan je niet verdwalen

Wacht maar tot het echt donker wordt

Zoek de stralen van opa’s toren

en loop naar het licht

Dan kom je altijd thuis

 

Mijn opa, vuurtorenwachter,

verhalenverteller, echte opa

Zijn schipperspet,

in zomer wit in winter zwart

Broek met galgen

Zacht, versleten colbert

Een dropje en een pepermunt,

tegelijk in je mond

Knutselaar, in zijn schuurtje,

met in alle kieren de geur

van pannen vol met ‘bakte fisk’

 

Er gaan verhalen,

over snode, Duitse plannen

En dat hij, met zijn collega,

de toren redde

Want het licht moest branden

Maar hij, verhalenverteller, 

zei ’t nooit, geen woord

Stille held of sterk verhaal?

 

Ik denk zo vaak

Wat zou hij hebben gedacht,

gedaan, gevonden?

Van wat ik doe, van wat ik denk

van wat ik schrijf?

 

En is het donker, echt donker

in de nacht

Verdwalen mijn gedachten

in mijn hoofd

Dan kijk ik naar ’t licht

van opa’s toren

en kom ik altijd thuis.

 

Tekst: Nienke Meijvogel-Blom

Beeld: Marike Roos