Stinsen en bestuur

tekening van een stins

Er zijn twee plekken op Terschelling die nog herinneren aan het bestuur van het eiland, heel lang geleden; twee bulten in het landschap. De ene aan de Zuidkant bij Oosterend, de andere in Lies, op het erf van een voormalige boerderij. 

De verhoging in het landschap in Lies wordt de worf genoemd, In Oosterend spreekt men van de meer voorkomende term de 'stins’. Nou is 'stins’ in feite een verkeerde benaming, want wat je in het landschap nog ziet is alleen de stinsheuvel of stinswier. Het woord stins komt uit het Fries en is een samentrekking van stenen huis. En dat is dus wat er heel vroeger gestaan heeft en waarvan de resten nog in de bult te vinden zijn. Een Stins was een stenen hoog bouwwerk, een soort klein fort, bestaande uit één gebouw met twee of drie verdiepingen. Om de stins lag een slotgracht. De grond voor de aanleg daarvan werd gebruikt om de verhoging te maken. De stins was niet zozeer een huis, maar meer een vesting, zo gebouwd dat men aanvallers van verre aan zag komen, met dikke muren en kleine openingen voor wat licht, zodat het stand hield bij een aanval met de wapens uit die tijd. 

Een luxe woning voor de hoge heren uit die tijd was het geenszins. De bestuurder en zijn gezin hadden in de bovenste kamer dan wel hun eigen woonvertrek, maar deze ruimte werd gedeeld met hun persoonlijke bedienden, die ergens op de grond moesten slapen. De rest van de bewoners sliep beneden. 

De stins in Oosterend was van de Popma's, het Friese geslacht wat het eiland maar liefst 200 jaar lang bestuurde. Terschelling was in die periode in feite een vrijstaat, een miniatuurlandje. In het begin stonden de Popma's niet eens zozeer boven de andere eilanders. Ze waren hun gelijke, maar hadden wel net iets meer te zeggen. De eilanders zelf vonden het wel prima zo. Maar gaandeweg gingen de bestuurders zich meer macht toezeggen. Niet alleen eisten ze geld of een deel van de opbrengst van hun land, maar er werd ook een neutraliteitsverdrag met Bremen overeengekomen en een vriendschapsverdrag met koning Edward IV van Engeland gesloten, zodat men samen strijd kon voeren tegen zeerovers en piraten. De eilanders vonden het bestuur door de Popma’s wel prima, zolang ze niet te hoog van de toren, of in dit geval, van de stins bliezen. Want van belasting betalen of zich aan regels houden hielden ze toen al niet zo.

De laatste Popma op het eiland, Jarich Popma, werd uiteindelijk van zijn troon verstoten door Cornelis van Bergen. In die tijd kon het zomaar zo zijn dat je als gebied aan een edele toebehoorde en dat niet eens wist. Gebieden en landen gingen over in andere handen als relatiegeschenken. Omgekeerd wist Cornelis van Bergen niet dat Terschelling hem toebehoorde, of eigenlijk zijn vrouw Maria van Zevenbergen. Sterker nog, hij wist niet eens dat er zoiets als Der Schelling bestond! Maar tijdens een feest in de Vlaamse stad Gent, bij Filip de Schone, Graaf van Holland en aartshertog van Brabant, werd hij bezocht door een aantal eilanders, die hem aanspraken als Heer van Den Schelling en klaagden over ene Hendrik van Saksen die het eiland wilde innemen. Ook ordinair land inpikken was in die tijd niet vreemd. Cornelis zijn interesse was gewekt, hij zag wel potentie in die strategische plek daar vlakbij het Vlie en als het hem toch toebehoorde, wou hij daar zijn voordeel wel uithalen. Hendrik van Saksen handelde met toestemming van keizer Maximiliaan, de vader van Filip de Schone en op dat moment de machtigste man ter wereld. Cornelis wist Filip over te halen om Hendrik te stoppen en hemzelf te benoemen als Heer van Der Schelling.

Jarich Popma was het uiteraard niet eens met zijn degradatie van heer naar schout, waarmee hij veel minder inkomsten en rechten kreeg. Hij weigerde onder het gezag van Cornelis te staan, pakte zijn boeltje en verhuisde naar Friesland, waar hij en zijn familie plannen bedachten om wraak te nemen op de overname door die Hollander. Toen dat Cornelis ter ore kwam liet hij de stins tot de grond toe afbreken. Nooit zouden de Popma’s die meer bewonen en niets op het eiland mocht nog aan de familie herinneren. Terschelling viel voortaan onder Holland en werd bestuurd vanuit Midsland, wat wel eens het ‘Terschellinger Haagje’ werd genoemd (naar Den Haag). En dat hoor je nog steeds in het Midslander dialect terug, wat in tegenstelling tot de dialecten van Oost- en West-Terschelling meer Hollands is dan Fries.

En de ‘worf’ op Lies dan? Hierover is eigenlijk niet meer bekend dan dat er eenzelfde gebouw als de stins in Oosterend heeft gestaan en men gaat er vanuit, omdat deze uit dezelfde tijd stamt, dat deze ook van de Popma’s was. Ook in Formerum moet een dergelijk gebouw gestaan hebben, maar daar is zelfs de heuvel niet van terug te vinden. Speelt de stins van Oosterend een rol in verhalen over macht, belaging en stijfkoppigheid, de legende van de worf in Lies is een stuk lieflijker. Worden kindjes bijna overal met de ooievaar gebracht, of komen ze uit de kool, in Lies komen ze al eeuwenlang uit de worf. De trotse vaders hebben ze daar zelf met een schep uitgegraven! Kinderen van een bevolking die het nooit veel uitgemaakt heeft onder welk gezag ze vielen en nog altijd het gevoel hebben dat ze een eigen miniatuurstaatje zijn. Daar heeft noch een Fries, noch een Hollander wat aan kunnen veranderen…

 

Tekst: Nienke Meijvogel-Blom

Illustratie: Aart Kramer, uit het boek Wonderlijke Waarheden van Terschelling