Opfrissen

ruimte waarvan de muur geschilderd wordt en waarvan de vloer deels bedekt is met doeken

Het zijn de rustige weken op het eiland en dus ook in het museum. Tenminste, qua bezoekers. Achter de schermen is het een heel ander verhaal. Er wordt o.a. gewerkt aan een tentoonstelling over schilder Van Rappard, educatieprojecten, Erfgoed Terschelling en de website en sociale media. Wat ondertussen ook aangepakt wordt is de ‘Reddingzolder’. Eigenlijk dekt dat woord de lading niet, want de zolder gaat niet alleen over reddingen, maar eigenlijk over alles op het gebied van de scheepvaart, gelinkt aan Terschelling. Reddingen, rampen, maar ook loodswezen, betonning en ons bekendste baken; de Brandaris. Nu het rustig is in het museum, is de zolder leeggehaald, hebben de muren een verfbeurt gehad en wordt het straks weer opnieuw ingericht. We kunnen de geschiedenis niet veranderen, maar de expositie wel wat opfrissen. En als straks de zolder weer volledig ingericht is, wordt weer helemaal duidelijk hoe belangrijk de scheepvaart altijd voor het eiland geweest is.

Voor mij als vrijwilliger zijn in deze tijd de rustige baliediensten wat saai. Ik heb wel de tijd om achter de balie mijn stukjes te schrijven, maar het geeft een stuk meer inspiratie als je af en toe wat enthousiaste bezoekers tussendoor spreekt. Afgelopen weekend lukte het dan ook niet. Ik kon geen onderwerp bedenken en toen we dicht gingen had ik nog geen letter getypt. En dan vind ik terwijl ik mijn spullen bij elkaar zoek en naar huis zal een boekje ‘De vlag in top’, ter herinnering aan het 75-jarige bestaan van de Willem Barentszschool Terschelling. Een boekje uit 1950. En ik denk gelijk weer hoe belangrijk die scheepvaart hier toch is en ook hoe lang hier al zeelieden opgeleid worden. Het mag dan de rustige tijd van het jaar zijn, bij mij in de straat, waar ook de zeevaartschool staat, is het toevallig dit weekend juist druk, vanwege het jaarlijkse ‘ouderweekend’, het feestweekend waarin de ouders, vrienden en vriendinnen kennis kunnen maken met het leven van de studenten hier. Dat feestweekend is ook een traditie die lang terug gaat. De naam en datum van het feest veranderde nog al eens, van kerstfuif naar nieuwjaarsbal en van voorjaarsbal naar ouderweekend. Maar de opzet; een gezellig weekend met feestavond en studentencabaret blijft. 

Als ik thuis wat in het boekje blader, schalt in gedachte de Polygoonstem door de kamer. 1950 Was de tijd van wederopbouw van het land en opkomst van de economie. Misschien vergelijkbaar met de vele mensen die nu in de IT werkzaam zijn, waren het toen de fabrieken en kantoren waar de meeste mensen werken gingen: 

‘Geleerde mannen vertellen ons dat Nederland één grote fabriek moet worden en dat jonge kerels ons voor de honger moeten bewaren door eindeloze dagen iedere zoveel seconden ergens een schroefje aan te draaien of achter grijze ruiten één of andere industriële handgreep te verrichten met de regelmaat van een klok. Dat zal wel waar zijn en misschien is het heel gelukkig dat er jongelui in zulk werk bevrediging vinden. Maar, tsjonge-jonge, zou zo eentje nooit eens verlangen krijgen naar verte en vrijheid, naar de zee en een stampend schip? Welnu, de jonge kwant die permanent zulke verlangens koestert, deugt niet voor rekenmachine of lopende band. Die moet naar zee, die moet varen. En wat is het dan prettig, dat daar in de Noordzee een eiland ligt, dagelijks door die eeuwig levende, eeuwig bewegende zee omspoeld, waar hij zijn dromen werkelijkheid ziet worden en onder bekwame leiding tot varensman rijpt!’

Verder in het boekje uiteraard de geschiedenis van de school, maar ook veel over de historie van het eiland, natuurlijk het verhaal van Terschellings meest beroemde zeevaarder Willem Barentsz en reclame voor Terschelling, niet zozeer om toeristen hierheen te halen, maar wel om toekomstig studenten te overtuigen dat het nergens beter is om te studeren dan hier. De (onbekende) schrijver spreekt van ‘het sieraad van een eiland’ en ‘het pronkje van een school, die kerels kweekt…’ 

Het oorspronkelijke doel van de school was de mogelijkheid om de jongens van het eiland te mogelijkheid te geven op het eiland zelf een studie te volgen. In de meeste gezinnen was geen geld om de jongens naar het vaste land te sturen voor een opleiding. De school ging uiteindelijk van start met 26 leerlingen. De directeur was K. Prakken, 21 jaar oud! Hij werd geroemd om zijn ijver en kennis, maar de omgang met de leerlingen, was vanwege het kleine leeftijdsverschil moeizaam. 

Uiteindelijk groeide de school uit tot een instituut wat over de hele scheepvaartwereld bekend is, met leerlingen, jongens en meisjes, uit het hele land en zelfs soms daarbuiten. 

In 2019 is het interieur van de school compleet verbouwd en gemoderniseerd, zodat de school weer klaar is voor de toekomst. Op naar de 150 jaar. 

Eigenlijk is het met alles hetzelfde. Of het nou het taalgebruik van mij is in vergelijking met dat van 1950, het herinrichten van de reddingzolder of een verbouwing van de zeevaartschool. We proberen met alles met de tijd mee te gaan, het goede te behouden en zo interessant te blijven voor de toekomst. Nog even en onze reddingzolder is weer helemaal opgefrist en ingericht. Laat de lente, en de bezoekers maar komen!

 

Tekst: Nienke Meijvogel-Blom