Het Dorp

Torenstraat met wandelende mensen

Wie kent het niet, het prachtige liedje, gezongen door Wim Sonneveld, geschreven door zijn partner Friso Wiegersma, over zijn jeugd in Deurne.  Hoewel het geschreven is in de tijd van de generatie voor mij, moet ik er toch geregeld aan denken. Want al heb ik de tijd waarover hij zingt niet meegemaakt, elke generatie zal herkenning vinden in de tekst, want elke tijd en elke plaats heeft  dingen die voorgoed voorbijgaan. 

Ik was er even tussenuit, en zat in een klein dorpje in de Eifel.  Zo'n dorpje waar niets te beleven is. Een paar huizen, een boerderij en een kerk, meer is het niet. Het lijkt of de tijd er stil heeft gestaan. Om 7 uur 's ochtends word je gewekt door de kerkklokken, die een wedstrijdje doen met de haan van de overburen wie de dag het eerst aan kan kondigen. Op dinsdagochtend meldt luid getoeter de komst van de rijdende winkel. Ik kijk vanuit de keuken op, vang de blik van de bestuurder en we steken even de hand op alsof we elkaar al jaren kennen.  Hij heeft geen klandizie vandaag, de enige die belangstelling heeft is de hond van de buurman, die los op straat rondscharrelt. Ik ben terug in mijn jeugd, in 'het dorp’, met honden die zichzelf uitlaten, dorpse geluiden en als kers op de taart een ouderwetse rijdende winkel. 

 Het zijn die simpele dingen van vroeger, zoals de handel die langs de deuren kwam, bepaalde geluiden of zelfs geuren, die je gelijk doen denken aan vroeger en die je doen beseffen dat alles van voorbijgaande aard is. Op Terschelling groeten we elkaar ook nog, of steken we even de hand op, maar even die blijk dat je iemand echt ziet, is op veel plekken al lang niet meer normaal. 

Ook geluiden kunnen verdwijnen door de tand des tijds of omdat mensen zich eraan  storen. Zelfs het toeteren van de boot kan voor sommige mensen al teveel zijn. Als ik de boot vroeg hoor toeteren draai ik me juist nog eens tevreden om, terwijl ik bedenk hoe uniek onze woonplaats toch is.  En hoewel het een bijzonder naargeestig geluid kon zijn, vooral als het uren aaneen doorging,  mis ik de misthoorn nog steeds. Het hoorde er zo bij als de wereld klein was. 

Net als slagerij J. van de Ven in het liedje zijn ook op het eiland al heel wat winkels en gebouwen verdwenen. Markante gebouwen zoals het oude postkantoor en de machinekamer van de Brandaris zijn verdwenen. Maar ook veel winkels uit mijn jeugd poppen regelmatig zomaar op in mijn herinneringen. Zoals het toen rook, ruikt het volgens mij nu nergens meer, maar heel soms krijg ik nog ergens een vleugje van de typische drogisterijgeur van het winkeltje van Arie Roos in de Willem Barentzstraat in mijn neus. Ik ben gelijk terug bij de grote pepermuntblikken, de ouderwetse toonbank en de katjesdrop die je van Fookje Wortel kreeg. 

Even verderop, waar nu het  Amsterdamse Koffijhuis is, was de manufacturenzaak van Zeeders. Ik weet daar nog minder van, misschien is het minder blijven hangen omdat je daar geen dropjes kreeg, maar in mijn herinnering was er een enorme donkerhouten toonbank, waardoor de winkel bij ons thuis dan ook ‘de winkel met de toonbank’ genoemd werd. Liep je de westkant uit, dan kwam je bij de textielzaak van Engel, nu Westend Theater. Voor mij als kind was de etalage daar toen al een complete voorstelling en misschien lag daar de basis  ook voor mijn diploma etaleren, maar bij velen zal de vloer vol met dozen en het feit dat de eigenaar precies wist wat erin zat, het meest zijn blijven hangen. Achterin de winkel was een kast met hout omrande raampjes, waarachter de koopwaar, zoals beha’s, uitgestald lag. 

En liep je de door de Torenstraat in, dan stond je bij Sijpie, waar nu nog steeds, snoep en rookwaren verkocht wordt. Aan het interieur is nog niets veranderd, aan de koopwaar des te meer.  De rokerij, nu in zo onaantrekkelijk mogelijke verpakking en volgens de huidige eigenaresse, is veel van het oude snoepgoed niet meer leverbaar. Rolletjes Rang en Italiano, trekdrop, het is er niet meer. En dan komt dat liedje onherroepelijk weer boven: ‘Ik was een kind, hoe kon ik weten, dat dat voorgoed voorbij zou gaan…’ De gebouwen, winkels, geluiden en zelfs luchtjes, ze zijn er al lang niet meer. Maar zolang het in je herinnering is, is het nooit echt weg. Misschien moet ik het positiever bekijken, met die regel tekst van Boudewijn de Groot: ‘Dat zijn je goede jeugdherinneringen, die neem je mee zolang je verder leeft.’ 

Tekst: Nienke Meijvogel-Blom

Foto: Torenstraat 1972.