Eintse ronne

Eintse ronne

Afgelopen zaterdag liepen honderden gasten en eilanders de ‘Fjoertoer’. De deelnemers konden inschrijven voor de 16, 21 en 26 kilometer en bovendien werd op vrijdag voor het eerst de ‘Lytse Fjoertoer’ gehouden, een parcours van 6 kilometer, speciaal voor kinderen en hun (groot)ouders. Langs de route, die in het donker gelopen wordt, worden de wandelaars getrakteerd op kampvuren, lichtspektakels, muziek en kunst. Na twee jaar waarin het door corona niet mogelijk was het evenement te houden, kon het eindelijk weer. Getraind waren de meeste deelnemers beslist, want nooit werd er meer gewandeld dan in de afgelopen twee jaar.

Hoewel? In vroeger tijden wandelde men vast nog wel meer, alleen was men zich er vast minder van bewust. Lopen we nu recreatief om te ontspannen, vroeger was het een noodzakelijke inspanning. Het is best vreemd als je beseft dat de Terschellinger Hoofdweg, de verkeersader tussen Oost en West, er nog maar net wat langer dan een eeuw ligt, namelijk sinds 1910. In 1893 werden de kosten beraamd op 55.300 gulden. Uiteindelijk werden dit er 83.900. Een derde van het bedrag werd betaald door weldoener Eschauzier, de kleinzoon van burgemeester Eschauzier. Zijn auto was dan ook de eerste die gebruik maakte van de nieuwe weg.

Voor die tijd was de Hoofdweg niet meer dan een breed zandpad. De noodzaak om deze te asfalteren was ook niet groot, tenslotte hadden paardenhoeven en mensenvoeten niet meer dan een zandpad nodig om op vooruit te komen. De weinige fietsen die er waren, kunnen we dus in feite als de eerste ATB’s beschouwen, hun berijders als de eerste fietscrossers.
Na de aanleg van de Hoofdweg ging een omnibus, een bus getrokken door paarden, de verbinding tussen Oost en West-Terschelling onderhouden. In 1914 kwam daar een tweede bij en in 1922 kocht busmaatschappij Cupido hun eerste gemotoriseerde bus. Vanaf de aanleg van de Hoofdweg, kwam er ook een dagelijkse veerverbinding met Harlingen.

Op een eiland met zoveel auto’s en met zelfs de hoogste Landroverdichtheid per wereld (heb ik me laten vertellen), is het moeilijk voor te stellen dat men vroeger alle afstanden te voet, te paard of met paard en wagen aflegde. Zullen de mensen toen wel eens voor hun plezier een wandelingetje gemaakt hebben? Even met een vriendin of buurvrouw, omslagdoek om, het duin in om even bij te praten? Genieten van de natuur? Of zomaar je hoofd even leeg maken en nadenken op het strand? Of zouden voettochtjes in die tijd altijd direct nut hebben gehad?
En als men op Oost woonde, hoe vaak kwam men dan op West? Er waren zelfs mensen die hun leven lang niet van de ene, naar de andere kant van het eiland geweest zijn. In feite een natuurlijk proces; geringde vogeltjes in mijn tuin, zijn zonder uitzondering, 3 huizen verderop geringd. Blijkbaar hebben zelfs vrije vogels van nature niet de drang om verder op onderzoek uit te gaan.
Een van de dingen die mij wat loopafstand betreft het meest intrigeert is het feit dat voor de begraafplaats onder de toren er was, de doden van West-Terschelling, op het Stryper kerkhof begraven werden. Het lijkt me nogal een onderneming om die kilometers bij weer en wind over de onbeschutte vlakte af te leggen. De kist zal op een kar hebben gestaan, maar volgden de begrafenisgangers op andere karren of moesten ze te voet naar Stryp en terug?

Het zijn dingen waar we ons nu niet meer druk over hoeven te maken. We hebben de keuze uit busvervoer, auto’s, fietsen, scooters, motoren en noem maar op. Zat vroeger het nut van het lopen in het van A naar B komen, nu is het wandelen op zich nuttig. Het houdt je gezond, het wandelen in een constant ritme is bijna meditatief, je kan dingen overdenken, ondertussen van de natuur genieten en loop je met een ander, dan kan je onderwijl nog bijpraten ook. Wandelen is in, dat kan je wel zien aan het grote aantal Fjoertoerdeelnemers.
En ondergetekende stukjesschrijfster? Die gaat nu even de honden uitlaten: Een ‘eintse ronne’…

Tekst: Nienke Meijvogel-Blom