Eiland

eiland vanuit de lucht

Een van de leuke dingen van vrijwilliger zijn in ’t Behouden Huys zijn de mooie gesprekken die je met sommige bezoekers hebt. De complimenten in ontvangst mogen nemen over het museum is natuurlijk altijd fijn. Maar sommige complimenten betreffen niet alleen het museum, maar ook de eilanders zelf; vroeger en nu.  Zo vertelde een vrouw vorige week dat haar opgevallen was dat juist de eilanders, op hun afgesloten stukje grond altijd mogelijkheden zien en ondernemend en ruimdenkend zijn:  'Maar misschien ziet de buitenstaander het als afgesloten gebied, terwijl als je hier woont, met al die ruimte om je heen, beseft dat je juist daardoor alle kanten op kan.’ Wat een prachtige gedachte en ik denk dat ze helemaal gelijk heeft. 

Ondernemend zijn en mogelijkheden zien, het is zeker van toepassing op de Terschellingers. Ze moesten ook wel, want vroeger was het op het eiland veelal pure armoede. De gezinnen van commandeurs en kapiteins hadden het wel goed, maar de boerenbevolking was arm. En hadden ze geen mogelijkheden gezien in het toerisme, en vreemden niet toegelaten in hun leven, dan waren ze dat nog geweest. Niet alleen begon men toen het toerisme in opkomst was appartementen, kamers en huisjes te verhuren, maar ook was dat het begin van de fiets- en paardenverhuurders, huifkarbedrijven en handelsbedrijfjes. Het was een welkome aanvulling op een hard bestaan. 

En handelsgeest, dat hebben de eilanders altijd gehad. Denk maar eens aan de walvisvaart. Er zijn zeker Terschellinger walvisvaarders geweest die zelf op jacht gingen, maar er waren er ook die het slimmer aanpakten. Levensgevaarlijk werk was het, om met zo'n betrekkelijk klein schip op walvisvangst te gaan. Dat hadden de eilanders in de 18e eeuw al snel bekeken. Dus lieten ze dat mooi aan de Groenlanders over. Die walvissen wilden ze wel hebben, want de opbrengst was prima, maar ze lieten de Groenlanders met recht het vuile werk opknappen, om vervolgens linnen, gereedschap en ketels te ruilen tegen walvissen. Wel de lusten, niet de lasten. Het waren de jaloerse Denen die een einde maakten aan deze ruilhandel. 

Het is net zoals onze bezoekster zei, je kan een eiland zien als een geïsoleerd gebied, maar je kan vanaf het eiland ook alle kanten op. Het eiland als middelpunt waar vandaan aan de ene kant onze zeevaarders richting alle windstreken voeren en kennis maakten met andere culturen en volkeren, maar ook het eiland waar van oudsher mensen kwamen 'aanwaaien'. Hebben veel dorpen aan zee altijd hun besloten karakter gehouden en zijn er onder de inwoners betrekkelijk weinig mensen van buitenaf te vinden, op Terschelling ligt dat anders. Met een zeevaartschool die al 148 jaar zorgt voor studenten waarvan er elk jaar wel een paar op het eiland blijven hangen en seizoenwerkers die voorgoed blijven wordt het eilandbloed steeds ververst. 

Door de zeevaart kwamen de eilanders al eeuwenlang in contact met andere culturen. Er zal al snel een 'weten’ zijn geweest dat de wereld niet alleen om ons draait, maar dat er nog zoveel meer mensen op de wereld zijn, die er misschien totaal anders uitzien, maar in feite gewoon mensen zijn zoals jij en ik. Misschien zijn we daarom wel ruimdenkend geworden en zijn 'vreemden’ al snel welkom. Zijn eilanders dan alleen maar goed en aardig? Welnee, natuurlijk niet. We zijn behalve met ondernemingsgeest en trots, ook gezegend met een flinke portie eigenwijsheid. We laten ons niet door buitenstaanders vertellen wat we moeten doen. Tenslotte jaagden we zoals dat ene dorpje wat dapper weerstand bood, vroeger de Romeinen al ons gebied uit. We willen best meewerken, maar zodra willen moeten wordt gaan we op de rem staan. Gerrit Knop, schrijver, dichter en onderwijzer en een van de grondleggers van ’t Behouden Huys beschreef dat al prachtig in een van de coupletten van zijn gedicht ‘’k Bin Schylger’:

 

‘As fremde my sizze, sò most gean en stean,

Sò kykje, sò leitse, sò sprekke,

Dan siz ‘k by my self: Ik gin, hò ik wol,

Gyn minsk yn ‘e wrâld, dy ’t ferbjede my sol,

Te sprekken, te leitsen, ast hort my is fol,

Hwa oars docht, dy is gyn Schylger.

Niets menselijks is ons vreemd. Maar ook als we ‘dwars in de kop zijn’ biedt dat eiland voordelen; de ruimte, de zee en de wind… Het waait vanzelf weer over.

 

Tekst: Nienke Meijvogel-Blom

Foto: Jan Hendrik Almoes