De bossen van Terschelling

aanplant bossen

Als ik dit schrijf is Oerol volop bezig. Ik kijk 's avonds even naar Opium op Oerol, waar deze avond Hedy d'Ancona en haar dochter Hadassah de Boer te gast zijn. Hedy is, in tegenstelling tot haar dochter nog nooit op Oerol en ook nog nooit op Terschelling geweest, maar ze kijkt haar ogen uit. Op verzoek van de programmamakers hebben ze een dansvoorstelling in de bossen bij West bezocht. Dat de dansers het bos niet alleen als decor gebruiken maar ook als podium vindt Hedy heel erg mooi. Maar dat bos op zich, zelfs daar verbaast ze zich over. Beboste duinen, dat zag ze nooit eerder en vindt ze erg bijzonder. Als eilander vinden we er niets bijzonders meer aan, maar eigenlijk is het dat wel. En het mag dan natuur zijn, de natuur is hier wel een beetje geholpen door de mens. 

Terschelling en de andere eilanden waren eind van de 19e eeuw niet veel meer dan een zandhoop met wat lage begroeiing. Eilanden volop in beweging, want al dat zand stoof en spoelde gemakkelijk weg, om soms ergens anders weer aan te waaien. De grond was uitermate arm en daardoor de bewoners ook; in het duinzand zat geen voeding voor gewassen. De aanleg van bos zou op meerdere manieren goed zijn voor het eiland. Niet alleen bleef het eiland zo meer op zijn plaats, ook zou de grond door aanleg van bos vanzelf rijker worden. En rijker worden, en dan niet alleen de grond, dat was zoals heel vaak het voornaamste doel van de bosaanleg. In 1910 kreeg Staatsbosbeheer de Terschellinger duinen in eigendom en in het besluit van de Tweede Kamer over de overname en de op handen zijnde aanplanting staat dan ook geschreven: 'om zodoende de productiviteit van de bodem te bevorderen en krachtig bij te dragen tot de verbetering van den economische toestand op het eiland.’ Geld dus! Want bomen zou je op den duur kunnen kappen en het hout zou weer geld opleveren. Plus dat er zo flink wat arbeidsplaatsen bij kwamen. 

Al met al dus een goed plan in alle opzichten. Maar bos aanleggen op een kale, schrale zandhoop, dat valt nog niet mee...  Ten eerste had je natuurlijk de zandgrond, die geen voeding bevat en waar het water zo doorheen zakt. Daarnaast wemelde het er in die tijd van de duinkonijnen voor wie geen blaadje veilig was en dan had je ook nog het 'oerol', de tijd waarin het vee overal los in de duinen mocht lopen. Dat alles was nou niet bepaald een garantie voor het slagen van het bosproject. 

Het eerste wat er gebeurde was dat er met de boeren afspraken werden gemaakt over de beweiding van het vee. Het oerol werd aan banden gelegd. Met de konijnen kon men minder goed afspraken maken, al konden de jagers de konijnenpopulatie beheersbaar houden.   

Daarna werd eerst een padenstelsel bedacht. Niet dat men toen al rekening hield met de vele mensen die er later zouden wandelen, fietsen en hun hond uit zouden laten, maar de beplanting moest wel aangevoerd worden en men hield al rekening met het feit dat later bij de kap ook hout afgevoerd moest worden. Dus al die beschutte wandelroutes van nu, hebben we aan die eerste bosbouw te danken. Ook moesten er greppels en sloten gegraven worden om de lage valleien ook te kunnen beplanten. Het was een enorm arbeidsintensieve klus, waar veel werklozen werk vonden. Het was uitvogelen wat werkte. Hoe diep? Welke bomen? 

De Zwarte den bleek het meest geschikt en zou later goed gebruikershout kunnen geven. Op de duintoppen, de droogste plekken werd zeeden aangeplant, hoewel dit geen gebruikershout levert. Op relatief vochtige plekken werd de Sitka spar gepland, welke tegen zeewind kan. Er werd goed over nagedacht, maar desalniettemin ging de jonge aanplant in droge zomers zoals nu bijna geheel verloren. Het waren twee eilander boswachters, Van Hunen van Terschelling en Schol van Vlieland, die uiteindelijk een systeem bedachten waar we onze huidige bossen nog aan te danken hebben. Wat zij bedachten staat nog steeds bekend als de Terschellinger plantmethode. Ze lieten Drentse turfjes overkomen. Deze werden in water gedrenkt totdat ze geheeld verzadigd waren en werden dan in het plantgat gestopt, met de wortels van de aanplant aan de zijkant er tegenaan. Het drenken gebeurde in speciaal daarvoor gegraven rechthoekige poeltjes, de dôbes. Deze turfdôbes zijn op veel plekken op het eiland nog terug te vinden. Deze methode zorgde ervoor dat de aanplant eindelijk de droge zomers overleefde. 

Bos aanleggen op een droge zandheuvel, het is niet eenvoudig geweest. En ruim 100 jaar geleden had men zich er vast geen voorstelling van kunnen maken hoe het eiland er ondertussen uit zou zien. Van de oorspronkelijke beplanting staat nog een deel, maar ook is er al veel bos gekapt en zijn de open plekken ingevuld door nieuwe bomen en struiken, deels aangeplant, deels aangewaaid. Dat we zulke mooie bossen, vol met leven zouden krijgen had misschien niemand verwacht. Niet alleen de kwetterende en fluitende vogels kom je er tegen, maar ook een keer per jaar vreemde vogels. Het oorspronkelijke oerol, met het loslopende vee, moest voor het bos wijken, maar het huidige Oerol heeft er een prachtig podium en decor gevonden. 

 

Tekst; Nienke Meijvogel-Blom

Fotograaf onbekend. Mocht u de naam van de fotograaf kennen, vernemen wij dit graag.