De arts en de kwakzalverij

instrumenten en medicijnendoosjes en -flesjes

Vorige week stond er een artikel in de Leeuwarder Courant over archeologisch onderzoek op Striep, wat in 2020 plaatsgevonden heeft. In dat jaar werd er een boerderijschuur gesloopt, om plaats te maken voor de bouw van een woning met kelder. Omdat het daar om beschermde terpgrond gaat, moest er voor de bouw archeologisch onderzoek worden gedaan. 

Striep is een interessant gebied wat dat betreft. Is het nu maar een klein gehuchtje, heel vroeger was het de belangrijkste bewoonde plek van wat toen het eiland was en waarschijnlijk ook de eerst bewoonde plek. De plek die onderzocht is, is de zijkant van een terp, welke laag voor laag onderzocht is. Niet alleen werden er scherven uit de bodem gehaald, maar ook werd er iets gevonden wat minstens zo interessant is, namelijk drie parallelle palenrijen. De palen die er ooit gestaan hebben zijn er al lang niet meer, maar de gaten waar ze gezeten hebben zijn nog duidelijk zichtbaar. Het zou om een groot bouwwerk hebben kunnen gaan, maar de kans dat het een aanlegsteiger is geweest is groter. Het zou dan om een unieke vondst gaan, want de enige plek in Nederland waar dergelijke palenrijen van een aanlegsteiger eerder aangetroffen zijn, is bij Wijk van Duurstede, wat vroeger Dorestad heette en de belangrijkste handelsstad van Nederland in de vroege Middeleeuwen was. Het is ook niet duidelijk hoe ver de palenrijen op Striep doorlopen, omdat er maar een deel van de grond afgegraven is. 

Ik las over het onderzoek en dacht gelijk aan de televisieserie ‘Het verhaal van Nederland’, die vorig jaar uitgezonden werd. Een prachtige serie, die ik opgenomen had en nu pas aan het kijken ben. Door deze serie, waarbij een verteller als het ware door de nagespeelde geschiedenis heenloopt, maar ook historici aan het woord zijn en voorwerpen worden getoond en waarin Dorestad ook voorkomt, had ik gelijk een beeld voor ogen.  Men denkt dat de gevonden palenrij op Striep, net als die in Wijk bij Duurstede uit de vroege Middeleeuwen komt (500 – 100 na Chr.), maar het is niet uit te sluiten dat hij nog ouder is en uit de Romeinse tijd komt. 

Behalve deze palenrijen werden er bij het onderzoek ook diverse scherven gevonden, afkomstig uit verschillende periodes. De oudste dateert uit dezelfde tijd als de palenrijen. Ook vond men vier waterputten uit twee verschillende tijden. De oudste putten zijn net als de meeste scherven afkomstig uit een periode ergens tussen de 12e en 15e eeuw en waren verstevigd met zoden. Eén ervan bevatte bovendien als versteviging drie gestapelde tonnen zonder bodem en deksel, vermoedelijk biertonnen. Onderin deze put werden twee fragmenten van een menselijke schedel gevonden. Hoe deze daar gekomen zijn en hoe oud ze zijn is niet na te gaan. 

Voordat ik in ’t Behouden Huys ging werken, zou ik het bericht over dergelijke vondsten ter kennismaking aannemen en weer vergeten. Ik moet, misschien tot mijn schande, bekennen dat ik geen echte museumbezoeker ben. Kijken naar oude voorwerpen, ik heb er niet zoveel mee. Tot je het verhaal erachter kent. Dan gaat het pas voor je leven. Zoals ik ‘Het verhaal van Nederland’, een prachtige serie vind, waarin de geschiedenis echt gaat leven, moet ik bij deze vondsten gelijk aan onze ‘Wonderlijke Waarheden’ denken. Twee verhalen uit het boek, die ook verteld worden in de bijbehorende tentoonstelling, hebben indirect te maken met deze opgravingen. In ‘Fort Flevum’ wordt de opstand van de Friezen tegen de Romeinen beschreven. De Romeinen worden door de Friezen het woud (moeras) van Baduhenna ingedreven, waar ze nooit meer uit zullen komen. Baaiduinen zou een verbastering van Baduhenna kunnen zijn.  Fort Flevum zou volgens sommige geschiedkundigen rond het jaar 28 hier gestaan hebben. Anderen zeggen dat in het waddengebied toen nog geen bewoning was. Daarom hebben vondsten zoals die van Striep zo’n grote waarde, ze kunnen het bewijs zijn dat sommige aannames waar zijn.

Het andere verhaal wat bij de vondsten past, ‘Wie wind zaait’,  speelt zich tijdens de 80-jarige oorlog af op Striep, toen nog ‘Suryp’. Het is de tijd dat er op Striep een grote kerk staat en zelfs een kasteel, van de familie Van Arenberg. De pastoor van de kerk, Jan Jarichsz wordt wegens wangedrag; dronkenschap en omgang met vrouwen, uit zijn ambt gezet en van het eiland verbannen. Maar in de nacht van 11 op 12 september 1569  komt hij terug met de Geuzen waarbij hij zich aangesloten heeft, steekt het kasteel en de kerk in brand en neemt twee mannen die voor de Roomse kerk werken als gevangenen mee terug naar het vaste land. 

Bij de verhalen van de Wonderlijke Waarheden hebben we ook voorwerpen. Voor het verhaal over Fort Flevum is dat een Romeinse Hemmoor-emmer, die opgevist is in het Vlie, voorheen de monding van de rivier Flevo. Bij het andere verhaal is het een kanon.

En de scherven gevonden bij de opgraving? Komen die ook in het museum? Nee, die gaan voorlopig naar een provinciaal historisch depot omdat ze misschien later nog nodig zijn als er meer onderzoek komt naar de vroege bewoning op Striep. Jammer misschien, maar hoewel de voorwerpen de bewijzen zijn dat geschiedenisverhalen waar zijn, zijn het de verhalen die de geschiedenis tot leven laten komen. Daar kunnen scherven niet tegenop. 

Tekst: Nienke Meijvogel-Blom