Burgemeester en weldoener Alexander Bastiaan Mentz

Straatnaambordje Burgemeester Mentzstraat

‘Wie moet je zijn? Wat moet je doen?

Voor je naam op een straat, een plein of een plantsoen? 

Hoe groot moet je zijn? Hoe dood moet je zijn?

Voordat je naam op een straatnaambordje komt te staan?’

Dat zijn de woorden die cabaretier Harrie Jekkers zingt in zijn ‘Straatnaambordjesblues’ en het was het eerste waar ik aan dacht toen ik dit ‘museumstukje’ ging schrijven over Alexander Bastiaan Mentz, die van 1860 tot 1876 burgemeester van Terschelling was. Als ik me inlees wordt al snel duidelijk dat die naam op dat straatnaambordje dik verdiend is, want nog steeds  heeft burgemeester Mentz een positieve invloed op het leven op het eiland. 

Oorspronkelijk stamt burgemeester Mentz af van welgestelde boeren uit de omgeving van de Duitse stad Mainz. De oudst bekende voorouder van hem, was ook een Alexander Mentz, geboren rond 1720. Zijn verhaal is bijzonder en verklaart hoe deze tak van de familie in Nederland belandde. Tijdens het hoeden van de schapen van zijn vader, vindt deze voorouder een boekje, een ‘Catechismus der Hervormde Leer’. Hij verdiept zich stiekem in het Protestantse geloof en keert het Katholieke geloof de rug toe, waardoor hij als ketter beschouwd wordt door zijn omgeving en familie. Hij vlucht daarom naar een oom in Venlo, die ook het Hervormde geloof aanhangt, hem onderdak verleent en opleidt tot het vak wat hij zelf uitoefent: schoenmaker. 

Alexander Bastiaan Mentz werd in 1816 geboren. Zijn vader, Dirk Mentz, was ingenieur bij Rijkswaterstaat en ook zijn grootvader was daar werkzaam. Alexander Mentz trad in de voetsporen van zijn vader, ook hij werd ‘ingenieur van de waterstaat’, werkzaam in Noord-Holland, korte tijd in Goes en later in Leeuwarden. In 1860 wordt hij benoemd tot burgemeester van Terschelling. Het is vrij bekend dat hij zich in die tijd sterk maakt voor het reddingwezen op het eiland en dat hij  mede-initiatiefnemer is voor het oprichten van de Zeevaartschool op Terschelling. Wat minder bekend is, is dat hij zich ook inzet voor de paardenfokkerij op het eiland. Dit valt eerst onder provinciaal toezicht; onder de commissie van landbouw, maar sinds deze in 1850 ontbonden is, belandt de paardenfokkerij op het eiland in een neerwaartse spiraal. Mentz besluit dat er een jaarlijkse hengstenkeuring moet komen met keurmeesters van het polderbestuur, waar hij zelf ook deel van uit maakt als dijkgraaf zijnde. Daarnaast maakt het eiland dankbaar gebruik van Mentz zijn kennis betreffende landaanwinning en inpoldering. 

Als hij 50 is trouwt Alexander Mentz met zijn 10 jaar jongere huishoudster Charlotte Louise Pottinga.  Dat hij zelf geen kinderen had, zijn liefde voor het eiland en het feit dat hij als burgemeester regelmatig geconfronteerd moet zijn met de armoede op het eiland, zal de reden zijn geweest dat hij besluit na zijn dood zijn hele vermogen, in de vorm van een fonds, aan gemeente Terschelling te schenken. In april 1886 laat hij zijn testament opmaken, anderhalf jaar later overlijdt hij. Zijn nalatenschap voor Terschelling is het Dirk Mentz Fonds. Het fonds is vernoemd naar zijn vader, die er destijds voor gezorgd heeft dat na de watersnood van 1825 Terschelling opnieuw bedijkt werd en dat in 1827 de haven aangelegd werd. Vader Dirk Mentz, hoofdinspecteur van de Waterstaat, zorgde er dus voor dat het eiland op zich bleef bestaan, zijn zoon zorgde ervoor dat na zijn dood, d.m.v. het Dirk Mentz Fonds de eilanders een beter leven kregen. Het was zijn wens dat er de eerste decennia weinig betaald zou worden uit het fonds, wat F125.000 bedroeg, zodat het bedrag op den duur door de rente op kon lopen tot een half miljoen en dat dan de volgende generaties op het eiland er profijt van konden hebben. Het fonds was bijvoorbeeld bedoeld om ‘jonge lieden’ te kunnen laten studeren, zodat hun kennis op het eiland weer gebruikt kon worden om het leven te verbeteren. Met jonge lieden bedoelde hij uiteraard vooral jongens, hoewel hij meisjes niet uit wou sluiten van beroepen en opleidingen die voor hun in die tijd geschikt werden geacht, zoals vroedvrouw, maar ook een muzikale opleiding zou bij veel talent van het fonds betaald mogen worden. 

Ook de weduwe van de burgemeester, die niet onbemiddeld achterbleef,  zette zich in voor het welzijn op het eiland. Vlak voor haar dood in 1899 stelde zij een paar duizend gulden beschikbaar voor de oprichting van de Coöperatieve Roomboterfabriek in Hoorn; de eerste zuivelfabriek van het eiland. 

Wat het Dirk Mentz Fonds betreft, dat bestaat nog steeds, al zijn de doelen waar het geld aan besteed wordt uiteraard veranderd. In de aanwijzingen voor het fonds stond destijds dat de helft van de rente uitgekeerd moest worden aan weduwen en wezen, die veelal alleen kwamen te staan doordat de man op zee gebleven was. Als het kapitaal gegroeid was tot een half miljoen, mocht de andere helft van de rente ook voor andere doeleinden worden gebruikt. Met de komst van verzekeringen enerzijds en minder ongevallen op zee anderzijds werden deze uitkeringen overbodig geacht en begin jaren ’80 gestopt. Het geld wordt nu aan andere dingen besteed, maar altijd met de laatste wil van Mentz in gedachte; het geld moet ten goede komen aan het eiland, de bewoners en de cultuur van Terschelling. Zo werd er de afgelopen decennia o.a. geld besteed aan stichtingen en verenigingen, dorpshuizen, boekuitgaves, het beeld van het Stryper Wyfke, reddingboot ‘Brandaris’ en de ‘Holland’ en sloeproeien, maar ook aan de Stilen, Tafeltje Dekje en modernisatie, zoals destijds de aanleg van kabeltelevisie en de eerste computers voor de basisscholen. Communicatie via computers is iets waar Mentsz zich geen voorstelling van had kunnen maken. In zijn tijd werden documenten en brieven nog geschreven met inkt en kroontjespen, verstuurd per post en verzegeld met een lakstempel met initialen. Die lakstempel en een koperen kistje om waardepapieren in te bewaren werden onlangs door familieleden van burgemeester Mentz geschonken aan ’t Behouden Huys. Hiermee blijft niet alleen zijn gedachtegoed, maar ook iets tastbaars uit zijn leven, voor altijd bewaard voor het eiland.  

Bron: Mensen van Vroeger: De Terschellinger burgemeester Alexander Bastiaan Mentz, zijn fonds en zijn voorgeslacht. Auteur: Dr. Th. Hart de Ruyter

 

Tekst: Nienke Meijvogel-Blom