Reddingboot Brandaris

Reddingboot Brandaris

Het is 23 oktober 1921 als de eerste reddingboot ‘Brandaris’ in een zware storm de haven van Terschelling uitvaart. Met gemengde gevoelens zal ze nagekeken zijn door de eilander bevolking. Aan de ene kant lag de ramp met de roeireddingboot, die bij een reddingtocht naar de Italiaanse bark ‘Fernando’ in 1908 over de kop geslagen was en waarbij drie redders om het leven gekomen waren nog vers in het geheugen, aan de andere kant was er een rotsvast vertrouwen in deze 10 jaar oude, voor die tijd hypermoderne motorreddingboot. 

 

De ‘Brandaris’ had tenslotte al wat mooie reddingen op haar conto geschreven.

Zo werden er op 18 maart 1913 tijdens zeer zwaar weer drie opvarenden gered van de Tjalk ‘De Vriendschap’, die nabij de Riepel gezonken was. De redding duurderuim 8 uur waardoor Wilkens, de voorzitter van de plaatselijke commissie, al bang werd dat de reddingboot vergaan was. 

En dan was  daar die bijzondere reddingtocht in 1915, toen een Duitse onderzeeër noodsignalen uitzond en dBrandaris werd gevraagd het schip buiten de territoriale wateren te brengen. Schipper Cupido weigerde dit en loodste het schip, onder leiding van een Nederlands marineschip, naar Terschelling, waar de bemanning naar het interneringsdepot in Bergen gezonden werd. De onderzeeër zelf werd in beslag genomen en voer verder onder Nederlandse vlag. 

 

En dan die redding op 20 februari 1920!  Het stoomschip ‘West-Aleta’ was gestrand op de Engelschhoek. Ondanks de enorme branding die de redding zo bemoeilijkte dat het schip schade opliep, wisten ze de hele bemanning te redden. De kapitein sprong naast het net, maar wist gelukkig de ‘Brandaris’ zwemmend te bereiken. De overige 46 bemanningsleden konden in het net springen. Met zoveel mensen aan boord moet het 17,5 meter lange scheepje bomvol gezeten hebben tijdens de terugtocht. Wat zal men met trots DE haven van Terschelling binnen zijn gelopen. Dezelfde dag brak de ‘West-Aleta’ in tweeën en kwam het jutterbloed tot het kookpunt: de lading bestond uit waardevolle goederen waaronder 35.000 vaten wijn. Zo’n feest als het toen was, zo’n drama zou het anderhalf jaar later worden.

 

Die oktoberdag vertrekt de ‘Brandaris’ richting Texel, waar de Duitse driemastschoener ‘Liesbeth’ in de problemen is gekomen. Steven Wiegman maakt zijn eerste reis als schipper, nadat hij het roer overgenomen heeft van Jan Cupido. Hij had zelf als roeier de ramp met de roeireddingboot maar net overleefd. Als iemand wist hoe gevaarlijk het reddingwerk op zee kon zijn was hij het. Vanaf het duin werden ze nagekeken door de eilanders. Dappere mannen, die Wiegman en de opstappers Albert Tot, Ferdinand Kies en Rink Dijkstra. Toen de ‘Brandaris’ ter hoogte was van het Badhuis van Vlieland, verloren ze haar uit het zicht. Vier mannen met zwaar weer op een scheepje, met enkel een kompas en de kennis van het wad en de ondieptes om op te vertrouwen. De enige beschutting op het dek was een stukje zeildoek. Had iemand ze maar kunnen vertellen dat op dat moment de bemanning van de schoener al door de roeireddingboot van Texel van boord gehaald was, dan hadden ze gelijk om kunnen keren, maar nu voeren ze door.

 

Ook vanaf Vlieland zagen ze haar gaan. De zee was zo woest dat het scheepje af en toe rechtop in de golven stond en men vanaf de wal op het dek kon kijken. De toeschouwers op Vlieland hadden hun twijfels of het wel goed zou gaan. Hoe moeten de mannen aan boord zich gevoeld hebben? Hebben ze zich afgevraagd of ze nog thuis zouden komen? 

Rond 16.45, tijdens een enorme bui,  wordt de ‘Brandaris’ opnieuw gesignaleerd vanaf Vlieland. Ze is dan op de terugweg naar Terschelling. Ze heeft de 30 kilometer lange tocht dus toch overleefd. Maar dan verdwijnt ze uit zicht achter een duin en komt daarna niet meer tevoorschijn. De Vlielanders die hebben staan kijken, vertellen later dat ze op het moment dat de ‘Brandaris’ verdween een sterke petroleumlucht hebben geroken. Anderen meenden boven het geluid van de storm uit een knal te hebben gehoord. Op Terschelling bleef men lang op de haven wachten. Toen de avond viel kwam het besef dat het schip en zijn bemanning nooit meer thuis zouden komen. Het stoffelijk overschot van schipper Wiegman, werd op 19 december, de dag dat hij 47 jaar zou zijn geworden, gevonden bij de dijk van Harlingen. Op 22 december werd hij op het kerkhof onder de Brandaris onder veel belangstelling begraven. De anderen zijn nooit gevonden. Van de Brandarisspoelden alleen wat delen van reddingboeien en wat stukken van een zwemvest aan. 

Niemand zal ooit met zekerheid kunnen zeggen wat er die dag precies gebeurd is, maar gezien de verhalen van de Vlielanders en de staat van de aangespoelde brokstukken is de kans dat de ‘Brandaris’ op een mijn is gelopen groot. 

 

De ramp met de ‘Brandaris’ (of de ‘Brandaris 1’ zoals hij ook wel genoemd wordt omdat zijn opvolger dezelfde naam kreeg) zal deze week herdacht worden. Want hoewel de vier mannen nooit meer thuiskwamen, zijn ze nooit vergeten. 

 

Bronnen: Jan Heuff:  ‘Bravo, Terschellingers, Hille van Dieren, artikelen SML 1994/2 en Terschelling Magazine, 1991/4.       

Foto: Jan Duijf

Tekst: Nienke Meijvogel - Blom