Aanwaaien

Aanwaaien

Nu we alweer een paar weken geopend zijn lijkt het erop dat de museumliefhebbers ons weer weten te vinden. Het kwam maar langzaam op gang. Stonden na een vorige lockdown veel mensen te trappelen om weer naar het museum te gaan, het leek wel of men na de laatste lockdown even moest wennen aan het feit dat er weer zoveel meer kon. Misschien speelde het ook mee dat tegelijk met het einde van de lockdown de zon weer tevoorschijn kwam en we daarmee verlost waren van iets wat een half jaar herfst leek.

Maar nu de vrijheid en het mooie weer een beetje went en het toeristenseizoen langzaam begint, kunnen we weer meer mensen welkom heten. Niet alleen bezoekers die hun museumbezoek bewust gepland hebben, maar we zien ook weer veel aanwaaiers; mensen die spontaan even binnenlopen.

Er was gedurende de coronatijd natuurlijk nog vaak de mogelijkheid om het museum te bezoeken, maar dan met reservering van te voren. Van te voren bedenken wanneer je zou gaan, niet vergeten een mondkapje mee te nemen, streng eenrichtingsverkeer en niet teveel mensen tegelijk naar binnen. De spontaniteit was een beetje weg. Mensen werden er bijna schichtig van. Bij het naar buiten gaan zwaaiden ze soms nog even naar degene achter de balie: “Bedankt! Het was leuk”, en weg waren ze. Tenslotte wilde men niet te lang de balieruimte bezet houden.

Nu gaat het weer anders. En wat heb ik dat gemist.

Want nadat men een rondje door het museum heeft gelopen zijn er weliswaar heel veel vragen over Terschelling vroeger beantwoord, het levert ook weer vragen op. Niet alleen over vroeger, maar ook over nu. Want door het eiland van vroeger te leren kennen, raakt men ook meer geïnteresseerd in het eiland en de bewoners nu. Ik hou ervan. Mensen die vragen stellen zijn oprecht geïnteresseerd en het geeft het baliewerk wat meer inhoud. De vraag ‘of ik echt van hier kom’, is wel de meest gestelde. Het antwoord dat ik wel hier geboren ben, onder de toren nog wel, als kleindochter van een vuurtorenwachter, maar dat mijn voorouders ook van Vlieland en uit Harlingen kwamen, doet het altijd goed. Een echte waddenbewoner dus. Er zijn ook vragen over vroeger, over bepaalde gebouwen, vakantieadressen die men in zijn of haar jeugd bezocht heeft, of over inwoners van vroeger.

Wat betreft de tegenwoordige tijd wordt er veel gevraagd hoe mensen naar het ziekenhuis worden gebracht als dat plotseling nodig is, hoe vervoer en verblijf geregeld is voor kinderen die aan de vaste wal naar school gaan, of eilanders nou zelf ook vaak naar de overkant gaan, of eilanders zelf wel op vakantie gaan en zo ja, waarheen en of je iedereen die op Terschelling woont kent.

Ik hou ervan, even een praatje maken met geïnteresseerden. En dat is ook het mooie van vrijwilligerswerk; er ligt niet achter op kantoor of op het archief een stapel werk op je te wachten. Je mag gewoon de bezoekers vermaken met verhalen en informatie.

En niet alleen de eilandgasten waaien weer aan. Ook de eilanders zelf. Om even een expositie te bekijken die ze nog niet gezien hebben, (tenslotte mag je op vertoon van je bootpas gratis naar binnen) of met vragen over de collectie of het archief. De vaste medewerkers werken weer minder thuis en tijdens de koffie is het weer ouderwets gezellig. Soms waait er een collega-vrijwilliger, bekende, of oud-medewerker langs die even bij komt praten.

Het is juist die spontaniteit, dat aanwaaien, die gesprekjes en het enthousiasme van de bezoekers wat ervoor zorgt dat de medewerkers, vast en vrijwillig, weer nieuwe inspiratie opdoen voor mooie verhalen en nieuwe tentoonstellingen.

Dus ook bij zonnig, windstil weer, waai vooral eens aan, we worden er blij van!

Tekst: Nienke Meijvogel-Blom