Interview met museumbezoeker Mieke Boode

Mieke Boode

Tukker op Terschelling: ‘Het is onmeunig mooi’.

Interview door Nienke Meijvogel-Blom, balievrijwilliger en tekstschrijver

Voor het schrijven van deze ‘woensdagteksten’ voor het museum, wordt altijd even overleg gepleegd waarover of wat ik ga schrijven. Voor deze aflevering hadden een spontaan gesprek / interview met een bezoeker van het Behouden Huys bedacht. Maar die ene keer dat ik baliedienst had tussen mijn vakantie en de derde keer dat we de deuren moesten sluiten in verband met corona in, hadden we maar een handvol bezoekers, die niet zoveel tijd hadden. Wat nu? Ik bedacht dat een vriendin van me net een paar weken geleden het museum bezocht had. En wat is er leuker dan van gedachte te wisselen over het museum en de Terschellinger cultuur met iemand die zelf haar best doet de Twentse cultuur te behouden?
Dus werd het een gesprek met Mieke Boode. Mieke is schaapsherder en woont samen met haar man Rob, die leerbewerker is in een monumentaal, museumwaardig pand, naast een watermolen in het Twentse Mander.

‘Mieke, hoe lang kom jij al op Terschelling?’

‘In 1978, op mijn 18e kwam ik er voor het eerst, met mijn ouders. Nog ouderwets op de fiets, tent mee, kamperen bij staatsbosbeheer. Daarna elk jaar, met familie, later met vrienden en uiteindelijk met Rob elk jaar in een huisje of appartement. We hebben overal wel gezeten, behalve op West. In 2004 stopten onze jaarlijkse bezoeken. Ik had ondertussen de schaapskudde en een paar honden, waardoor het steeds moeilijker werd om naar het eiland te komen. Ten eerste moest ik iemand vinden die de schapen kon verzorgen en ten tweede werd het moeilijker om met meerdere honden naar het eiland te komen. De band met het eiland bleef wel, zeker nadat we in 1998 een Shetland Sheepdog van Terschelling kregen. Pas vorig jaar, in 2019 hadden we weer de mogelijkheid om naar het eiland te komen, mét onze 7 honden.’

‘En wanneer bezocht je voor het eerst het Behouden Huys?’

‘Tot mijn schaamte moet ik bekennen dat dat pas vorig jaar was. Ook omdat jij er vrijwilliger bent en zo enthousiast bent.’

‘Je bent geen echte museumbezoeker?’

‘Nou, ik vind openluchtmusea wel altijd heel leuk. Maar de reden dat ik daar vooral kom is ook omdat daar meestal honden mee mogen, net als bij jullie. Ik neem ze natuurlijk niet allemaal mee, maar ik vind het gewoon heel prettig als er een of twee honden mee mogen. Wat dat betreft is het Behouden Huys wel uniek.’

‘Wat vind je het leukste aan het museum?’

‘Ik vind de verhalen echt geweldig. Vorig jaar konden we nog net de ‘Sprookjes & Sagen’ zien en dit jaar zijn we weer gegaan om de ‘Wonderlijke Waarheden’ te bekijken. Ze zijn zo indrukwekkend, zoals het verhaal van het sinaasappeltje. De boeken zijn ook zo mooi. Sinds ik chemobehandelingen heb gehad kan ik me normaal niet meer zo concentreren als ik lees, maar de Wonderlijke Waarheden heb ik zo uitgelezen en ik ben nu in de Sprookjes & Sagen begonnen.
Maar het hele museum is leuk en afwisselend. Dan stap je naar buiten en dan sta je opeens naast het oude ‘topje’ van de Brandaris...’ En weet je dat er een wand met oude tegeltjes in het museum is met bijna alleen maar schaapsherders erop?

‘Oh echt? Nee, dat is mij niet eens opgevallen. Ik ga als we weer open zijn gelijk kijken. Ook grappig dat je dat ‘topje’ noemt. Daar hebben we nog leuke plannen mee…’

‘Een bezoek aan het museum maakt het eilandbezoek extra leuk. Je ‘voelt’ dan meer de geschiedenis op het eiland. En Twente en Terschelling hebben veel dezelfde ‘details’ en gebruiken. Neem nou de houtwallen en singels; de coulissenlandschappen. Die houtwallen waren bij ons en bij jullie van oudsher gebruikshoutwallen. Elke 7 jaar werden ze gekapt. De verschillende diktes hout hadden elk hun eigen functie. Beendik als bouwmateriaal voor huizen en schuren, polsdik voor afrasteringen en bij jullie ook voor windkering…’

‘Nou ja, nou leer ik van jou nog iets nieuws over het eiland. Ik wist het niet. Hoe weet jij dat?’

‘Jaren geleden eens gelezen in de Sjouw. Maar we hebben meer overeenkomsten. Wij hebben de Paasvuren, jullie de meivuren. En in deze tijd jagen ze op het eiland de boze geesten weg met Sunderums en wij met de midwinterhoorn. Mooi hoor, als ik nu bij de schapen ben hoor ik ze om me heen. De ene hoorn begint, dan pakt een stuk verderop iemand anders het op, geeft antwoord en zo gaat het geluid de hele streek door. ‘

‘En niet te vergeten hebben we hier op het Oosten van het eiland ‘burenplicht’ en jullie het naoberschap. Ook zoiets… En de streektalen. Had jij de audiotour in het museum niet in de eilander dialecten geluisterd? Ging dat?’
(Met de audiotour krijg je door het hele museum extra informatie en verhalen, in het Nederlands, Engels, Duits of de eilander dialecten.)

‘Ja, dat ging prima. Ik kon natuurlijk af en toe een woord of uitdrukking niet verstaan, maar het verhaal, de intentie begreep ik prima. En als ik iets niet begreep luisterde ik even mee met Rob, die de Nederlandse versie had. Misschien zijn streektalen wel gemakkelijker te verstaan als je zelf ook een dialect spreekt. Het Fries ook. Als het geschreven staat begrijp ik het niet altijd, maar als je het dan hardop zegt wel.’

‘En volgend jaar? Al plannen?’

‘We hebben zelfs alweer geboekt. Twee weken volgend jaar.Terschelling is zo onmeunig mooi…’