Hoengelottesekjyshôlder

Hoengelottesekjyshôlder

Toen ik vorige week mijn stukje over winter schreef, moest ik toch even appen met een collega: ‘Hoe schrijf je duuntsjedellen? Met een û of met dubbel u?” Zij moest het ook nakijken. Ze kwam beide schrijfwijzen tegen, maar toevallig ook een bericht dat ‘duuntsjedellen’ in 2014 uitgeroepen was tot mooiste woord van de Terschellinger dialecten. Ik heb me dan ook maar aan die dubbele U gehouden.
Een eiland van 30 kilometer, daarvan minder dan de helft bewoond en evengoed hebben we drie dialecten: Het Westers en Aasters, die beiden van Friese afkomst zijn, maar door afstand van elkaar en de vaste wal toch een eigen taal zijn geworden en het meer Hollandse Meslânzers, overgebleven van de tijd dat het Hollandse gezag van het eiland in Midsland zetelde. In de twee boekjes van Paulus de Boskabouter die in de eilander dialecten zijn verschenen spreekt Oehoeboeroe dan ook het ‘nogal wel zo tamelijk’ nette Meslânzers. De audiotour van het museum, die ook in de dialecten opgenomen is, is over het algemeen ook goed te verstaan door Friezen en West-Friezen.

Mijn opa en oma spraken tegen elkaar altijd Westers, maar zodra ze tegen hun kinderen of kleinkinderen spraken gingen ze over in het Nederlands, om te voorkomen dat ze een taalachterstand zouden krijgen op school. Het is logisch, maar het is ook jammer dat er steeds minder mensen het dialect kunnen spreken. Gelukkig lijkt de belangstelling voor het spreken van de eilander talen weer toe te nemen. Ook ik spreek geen dialect. Ik kan het moeiteloos verstaan en lezen gaat ook, maar spreken niet, geen woord. Maar als ik het hoor spreken koester ik me in een soort veilig jeugdsentiment.

Veel woorden zijn in het dialect totaal anders en vaak moet ik ze ook in zinsverband zien staan om te weten wat ze betekenen. Maar woorden die normaal Nederlands lijken, kunnen je ook met recht op het verkeerde been zetten. Een Terschellinger ‘voet’ zal regelmatig bij artsen voor verwarring hebben gezorgd. Stopt de voet bij Nederlanders bij de enkel, bij oude Terschellingers loopt hij door tot de knie. En legendarisch is bij ons in de familie het verhaal van de twee zussen die een dagje naar de vaste wal gingen omdat de ene een kort jasje nodig had. Van tevoren zei de ene zus tegen de andere dat ze vooral niet tegen verkoopsters moest zeggen dat ze een ‘half jasje’, de eilander uitdrukking voor een korte jas, nodig had. In de eerste winkel ging het al mis: ‘Kan ik u misschien helpen?’ ‘Mijn zus zoekt een half jasje’, flapte de zus die de instructies had gegeven eruit…

Taal leeft. Oude woorden en uitdrukkingen verdwijnen, nieuwe komen erbij. Het is net een eiland. Aan de ene kant spoelt er wat aan, aan de andere kant spoelt er wat weg. Hoewel de Nederlandse taal verengelst, kom ik in het eilander dialect nog wel eens wat nieuws tegen. Zo zag ik een paar jaar geleden in het Burenbierverslag van Hoorn, geschreven door onze conservator Richard van der Veen, een prachtig nieuw woord opduiken: ‘Hoengelottesekjyshôlder’. Ik moest ook drie keer kijken wat er stond. Een apparaat wat nog niet bestond toen het dialect nog overal gesproken werd. Een nieuw woord wat bestaat uit vier oudere woorden. Een ‘hoeng’ is een hond, ‘lotte(n)’ zijn drollen. ‘Sekjys’ zijn zakjes en ‘hôlder’ is houder. Een hondenpoepzakjeshouder dus, waar ze op dat moment in Hoorn dringend behoefte aan hadden. Ook met de Nederlandse versie scoor je bij Scrabble zeker punten.

Taal; knutselen met woorden, ik houd ervan. Anders zouden jullie tenslotte dit stukje niet kunnen lezen. ‘Duuntsjedellen’; met de slee het duin af, wat dus in 2014 de verkiezing van mooiste Terschellinger woord won, is inderdaad een mooi woord. Hoengelottesekjyshôlder ook. Maar er zijn er nog zoveel meer. Hebben jullie ook een favoriet? In het Schylgers, Nederlands, of misschien een ander dialect? En waarom juist dat woord? Ik ben benieuwd!

Tekst; Nienke Meijvogel-Blom

Minder weergeven