De Automaat

Automaat

Dat we in een energiecrisis zitten, kan bijna niemand ontgaan zijn. De prijzen blijven maar stijgen en veel mensen denken erover na om ‘van het gas’ af te gaan. Op facebook opperde iemand om maar weer op een petroleumstelletje te gaan koken. Of dat nou de oplossing is weet ik niet, want een ‘petroleumventer’ of ‘olieboer’ waar je als consument gemakkelijk terecht kan, is ook niet zo gemakkelijk te vinden. Dat was vroeger wel anders.
In 1912 nam Albert Kaale, ook wel Ob genoemd, de oliehandel van West-Terschelling over, van zijn jong overleden broer. Dat had nog wel wat voeten in aarde, want op het moment dat zijn broer Hendrik overleed, was Albert nog maar 15 jaar oud, te jong voor een vergunning. Gelukkig kreeg hij na een paar weken een ‘handlichting’. Hij sloot zich als depothouder aan bij de A.P.C., de American Petroleum Company, in Nederland bekend onder de naam ‘De Automaat’. Vanaf dat moment droeg hij ook het uniform van De Automaat. In de winter was deze van bruin manchester, met donkere pet, het zomertenue bestond uit een blauw katoenen jasje met lichtgrijze broek en een witte pet. De Automaat gaf ook een krantje voor hun klanten uit, met daarin een soort stripverhaal over Pijpje Drop, wat graag gelezen werd door de kinderen van de afnemers.
Het bedrijf zelf, was gevestigd aan het begin van de Hoofdweg, wat nu Burg. Van Heusdenweg is. Rond 1935 verhuisde het naar de Burg. Reedekerstraat. (Nu de Schylger Vakwinkel) In de volksmond werd het de ‘Automaatschuun’ genoemd. In de schuur was plaats voor 12 olievaten, een wagen die gebruikt werd om langs de deuren te gaan en een aparte wagen voor het vervoer van de vaten van de haven naar de schuur. Verder stond er een apparaat om de vier liter-petroleumbussen mee te vullen. Achter in de schuur was een stal voor het paard, want het mocht dan een oliehandel zijn, de ‘motor’ van de ventwagen liep gewoon op haver en hooi. Om 8 uur ’s ochtends begon Albert Kaale zijn ronde, 6 dagen per week, door heel West-Terschelling.

Natuurlijk was het dorp nog lang zo groot niet als het nu is, maar evengoed had hij er een dagtaak aan. Zeker als er ook nog onderweg een praatje werd gemaakt of nieuwtjes uitgewisseld, kon het laat worden. Enkele huizen in smalle steegjes werden lopend bezocht. Bij de rest kwam hij voorrijden met paard en wagen en werden aan de wagen de petroleumbussen gevuld, of omgeruild. Op de wagen stonden bussen van 4 liter, maar mensen konden ook minder kopen, meestal kocht men een halve-, een-, of twee liter. Tussen 1930 en 1938 schommelde de prijs van blauwe petroleum tussen de 7 en 8 cent. Aanvankelijk waren er nog wat meer mensen die olie verkochten, maar uiteindelijk was het alleen Albert ‘Ob’ Kaale nog. In 1962, na 50 jaar trouwe dienst, stopte Kaale ermee. Hij mocht dan niet meer langs de deuren gaan, een verhaal over ‘Ob fan de Automaat’ waart nog altijd rond. Er zijn verschillende versies van, maar de overeenkomst is, dat het de manier is om erachter te komen of er op een vreemde, drukke locatie ook andere Terschellinger zijn. Waarschijnlijk ligt de oorsprong bij een uitje van leerlingen van de MULO, die met schipper Borsch een reisje naar Amsterdam maakten. Een van de leerlingen was de zoon van Ob Kaale. Een paar jongens gingen naar de bioscoop en ze vroegen zich af of er ergens in het grote gebouw nog meer Terschellingers waren. ‘O,’ zei een van de jongens, ‘dat wit ik samar.’ (Dat weet ik zomaar) En door de bioscoop riep hij hetzelfde wat Kaale altijd riep bij het huis van Abbe van Brand Pals: ‘Mot Abbe nog habbe?!’ Ergens vanuit de zaal klonk het antwoord: ‘Fedei mar net!’, (vandaag maar niet), waarmee bevestigd was dat er meer eilanders aanwezig waren. Dit verhaal komt in verschillende versies voor, zelfs over een schouwburg in New York, maar het kan natuurlijk zo zijn dat het verhaal over het schoolreisje naar Amsterdam snel de ronde deed en mensen het zelf wilden uitproberen.
Nu de gasprijzen de pan uit rijzen en er aan de andere kant onthaasten en slow-cooking een trend is, moeten we misschien maar terug naar de tijd van het petroleumstelletje. Teveel haast is de reden dat draadjes- of suddervlees nooit zo goed smaakt als vroeger. Gewoon uren laten sudderen op een petroleumstelletje is het beste recept. Ik denk alleen dat het gemak van iemand die met petroleum langs de deuren komt voorgoed verleden tijd is.

Tekst: Nienke Meijvogel-Blom
Foto: Torenstraat 40. We zijn deze week op zoek naar de maker van deze foto. Wie heeft voor ons de gouden tip? We vullen graag ons archief met deze informatie aan.