Cyprian

Cyprian

Het was 6 oktober 1905 in de ochtend. Tijdens een herfststorm waren diverse schepen in de problemen gekomen. Een van deze schepen had een beste lading hout verloren boven Terschelling.

Het was dan ook druk op het strand met jutters, toen er een bark in zicht kwam. Het schip voer regelrecht op het strand af. Onmiddellijk werd alles in gang gezet om de reddingboot uit te laten varen. Schipper Jan Thijssen (Pals), die ook aan het jutten was, stuurde onmiddellijk zijn zoon te paard naar huis om de sleutel van de reddingbootschuur op te halen. Ondertussen had het bericht over het schip in nood ook de commissie van de Reddingmaatschappij bereikt en ook zij stuurden iemand te paard om de sleutel naar het strand te brengen. Beide ruiters trotseerden de noorderstorm om maar zo snel mogelijk de reddingboot uit te kunnen laten varen. Maar dat zou tegen vallen…

Ondertussen zagen de aanwezigen op het strand hoe even na 10 uur de achterste mast van de Noorse bark ‘Cyprian’ naar beneden kwam, waarop de bemanning probeerde zich veilig te stellen door in de voorste mast te klimmen. Maar even later ging ook de tweede mast naar beneden, gevolgd door de derde. De bemanning had het al aan zien komen en stond gelukkig net weer aan dek, toen men vanaf het strand een rookzuil van kolendamp uit het schip zag opstijgen en het schip vrijwel gelijk in drie stukken uiteen viel, binnen 5 minuten na het neergaan van de eerste mast. De bovenkant van het schip was losgebroken van de onderkant en de 14-koppige bemanning stond opeengepakt op het drijvende dek, in afwachting van wat er eerder zou komen, hun redding of de verdrinkingsdood.

Het zat niet mee die ochtend. Hoewel het wrak van het schip met haar bemanning maar 30 meter van het strand af lag, was het bijna onmogelijk het te bereiken. Niet alleen de branding was een probleem, maar ook het feit dat het hout waar de jutters op uit waren geweest, op sommige plekken wel drie meter hoog lag. De reddingboot moest om dit hout heen zien te komen en als dit al lukte, werd ze door de zware storm gelijk weer teruggezet op het strand. Dan gaan drie dappere mannen te paard de zee in en weten het schip te bereiken. Een van de schipbreukelingen springt en weet zich op een van de paarden te hijsen, terwijl de andere twee paarden door de stroming terug naar de kant worden gedreven. Maar dan valt de berijder van het eerste paard bij het schip in de golven. Op de kant houdt men de adem in. Aan de andere kant van het schip komt hij weer boven en kan zijn paard, met daarop nog de drenkeling, die krampachtig de staart van het dier vasthoudt, grijpen. Het paard zit verstrikt in de touwen van het schip , maar kan op tijd los worden getrokken. Eén onfortuinlijke Noor staat nu op het droge, nu de andere 13 nog.

Het is de 20 jarige Jan Kooyman van Kinnum die vervolgens op zijn paard de zee in rijdt, om te proberen een reddingslijn aan het schip te bevestigen. Hij kan een touw bij het schip pakken, rijdt door de woeste golven terug, maar het touw blijkt te kort te zijn en schiet uit zijn handen. Hij keert zijn paard en zet opnieuw koers richting het schip, waar ondertussen de bemanning een touw aan een boei vast heeft gebonden en hem deze toewerpt. Ook vanaf de reddingboot wordt nu een touw in zee geworpen. Hij weet het te grijpen, bindt het aan de boei vast en dan, om 12.30 uur, is de verbinding gemaakt, kan de reddingboot de korte overtocht naar de ‘Cyprian’ maken en kan de bemanning, die de hoop op een redding al bijna opgegeven had, gered worden.

De toen 13-jarige Pieter Adrianus Kroon, is een van de jonge jutters die vanaf het strand de redding volgt. Bovenstaand verhaal is ook gebaseerd op zijn ooggetuigenverslag, wat hij 11 oktober schreef. Hij eindigt zijn verslag van de redding met: ‘En de zee loeide en brulde nog heviger dan daarstraks, maar een der schoonste heldendaden, die voor kunnen vallen op ons eenzaam strand; het redden van menschenlevens, was wederom heerlijk gelukt.’

Komende zondag wordt op het strand bij Midsland aan Zee de Cyprianrace weer gehouden. Een harddraverij (vroeger ‘hardjagen’ genoemd) voor paarden en pony’s. De eerst keer dat een draverij op het strand gehouden werd, was bij de feestelijke ingebruikname van het fietspad naar het strand van Oosterend. Daarna werd dit hardjagen gehouden bij het toenmalige badpaviljoen van West aan Zee. Omdat de badpaviljoens in de oorlog afgebroken waren, duurde het even voor het evenement weer opgestart kon worden. De feestcommissie van Midsland was in die tijd erg actief en blies de harddraverij nieuw leven in. De wisselbeker werd beschikbaar gesteld door strandpaviljoeneigenaars P. en M. Rijf. Toen er een nieuwe beker moest komen omdat de oude gewonnen was door iemand van de vaste wal die hem niet terug bracht, bedacht T. Rijf-Pals, met in gedachte het verhaal van de redding, de naam ‘Cyprianbeker’. Sindsdien heet de harddraverij op het strand de ‘Cyprianrace.’ Op toeristische evenementenwebsites staat ook dat de Cyprianrace een historisch karakter heeft. Echter, hier staat te lezen dat het vernoemd is naar de jutters te paard die zo snel mogelijk op de buit af wilden, zo ook bij het vergaan van de Cyprian. Natuurlijk is het nog steeds zo dat jutters te paard, of tegenwoordig met hun terreinwagen, zo snel mogelijk op het strand willen zijn. Maar als er een schip in nood is, gaat redden altijd voor jutten en als het moet doet men dat met gevaar voor eigen leven, zoals Jan Kooyman deed. Met deze foutieve omschrijving van de race, doet men de redders tekort. Dus ga je kijken bij de Cyprianrace, denk dan even aan de mannen die hun leven waagden om anderen te redden.

Tenslotte nog een kleine voetnoot. Uiteindelijk bleek er bij het vergaan van de Cyprian toch nog één slachtoffer te zijn. Het scheepsvarken spoelde aan op het strand en werd aldaar geslacht. Het wrak werd gekocht door Jan Smit, die het gebruikte voor de bouw van een boerderij in Formerum. Deze boerderij is nu het Wrakkenmuseum.

Tekst: Nienke Meijvogel-Blom

Foto: Gerrit Bart Volgers, Cyprianrace 1981