Bagasten

Bagasten

Rond 1900 reist men al naar Terschelling. Een mooie omschrijving van toerisme is die uit 1876: ‘Reizen uit nieuwsgierigheid of omdat men anders niets te doen heeft.’ Frederik Willem van Eeden reist in 1884 naar Terschelling en schrijft daarover: “Voor vele Nederlanders nog een onzalig kaal en verlaten oord, zonder boomen, een armoedig visscherseiland, waar de vreemdeling als wilde wordt aangegaapt of om centen nageloopen. Ik wenste mij geluk dat ik aan die meening geen geloof had gehecht, wij stappen aan wal en zien dadelijk dat het hier goed is.” Dat ondertussen duizenden mensen die mening delen, had hij toen nog niet kunnen vermoeden.

Ik zeg het er altijd even bij, tijdens mijn baliediensten: ‘Vergeet in de laatste ruimte vooral niet in de waterput te kijken.’
Veel bezoekers die de waterput in de tentoonstelling ‘Boeren & Buren’ zien staan hebben niet door dat in de put een prachtig verhaal verscholen zit. Het verhaal van de boeren van Terschelling. De boeren die altijd eigen baas zijn geweest, maar daardoor bij tegenslag ook geen hulp kregen van een grootgrondbezitter, maar hun problemen zelf op moesten lossen. Het was geen vetpot voor ze. Vingen ze vroeger wat konijnen of vis om bij te verdienen, halverwege de vorige eeuw ontdekten ze dat het toerisme meer lucratief was.

Het moet rond 1900 ingewikkelder zijn geweest om naar Terschelling te reizen dan het nu is om een wereldreis te maken. Eén kleine postboot per dag maakte de overtocht en er waren welgeteld twee hotels, maar vanaf die tijd begint het toerisme te groeien, om na de oorlog pas echt tot bloei te komen. In de loop der jaren worden de huisjes, hotels, chalets en ook tenten steeds luxer. Maar we zien ook, zeker sinds de coronatijd, een nieuw soort ‘badgast’ op het eiland komen. Veelal gewend aan luxe, compleet verzorgde vakanties in het buitenland. Met als belangrijkste vraag: ‘Wat is er allemaal te doen?’ zoeken ze hun weg op het eiland. Was Terschelling vroeger het doel op zich, tegenwoordig is het vaak de bestemming en het doel is zoveel mogelijk te doen en te bekijken. Dat laatste helaas zonder echt iets te zien, in de haast om alle ‘programmaonderdelen’ af te kunnen vinken.
Terwijl ik sta te genieten van een veld vol orchideeën, zoeven achter me de elektrische fietsen voorbij. Zonder op of om te kijken is men op jacht naar bezienswaardigheden. Ik kijk om en vang de blik van een echtpaar: “Kijk dan hoe mooi…”, probeer ik nog, maar bij ‘kijk’ zijn ze me al voorbij en vragen zich ongetwijfeld af wie dat rare mens is.
Thuis probeert men rust te vinden door cursussen meditatie en ‘mindfull leven’. Maar men heeft niet door dat je datzelfde effect prima kan bereiken door gewoon even in de natuur te gaan zitten en helemaal niets te doen.

In het Behouden Huys zijn we natuurlijk wel blij met de mensen die zoveel mogelijk willen zien, want we krijgen de laatste tijd opvallend veel bezoekers die voor het eerst op het eiland zijn en gelijk het museum bezoeken. Als ik ze vertel dat het anderhalf tot twee uur duurt om alles te zien en beluisteren, kijken ze me vaak verbaasd aan? Zolang? Maar eigenlijk moesten ze vanmiddag nog zoveel… Sommige mensen komen inderdaad na drie kwartier alweer bij de balie terug en verdwijnen haastig het dorp in. Maar gelukkig worden veel meer bezoekers positief beïnvloed door de sfeer van het museum en het daarbij behorende verleden; de tijd dat mensen nog geen haast hadden. Zoals die boeren uit het in de waterput verborgen verhaal. We hopen dat we die bezoekers behalve heel veel kennis over de Terschellinger cultuur, ook een beetje rust mee hebben kunnen geven. Tenslotte hadden ze dat in 1876 al door. Reizen is geen moeten, maar reizen doe je uit nieuwsgierigheid, of als je anders niets te doen hebt.

Tekst: Nienke Meijvogel-Blom
Foto: C. Swart